zaterdag 30 december 2006

BOLDOG ÚJ ÉVET

Over een weekje ben ik er weer, maar tot dan wens ik iedereen een gelukkig nieuw jaar, met oliebollen, of volgens Hongaars gebruik met linzensoep (waarbij het eten van veel linzen veel forinten in het komende jaar schijnt te brengen).

woensdag 20 december 2006

BULGAARSE VERPLEEGSTERS

Stel, er zaten vier Amerikaanse verpleegsters vast in Libië, beschuldigd van de krankzinnige misdaad dat ze meer dan 400 kinderen moedwillig met Aids hadden besmet. Of Engelse verpleegsters, Franse, Duitse, of zelfs Nederlandse. En een arts uit een van deze landen.
De wereld zou te klein zijn, al jaren.
Want dat is de situatie: al acht jaar lang zitten vier Bulgaarse verpleegsters en een Palestijnse arts vast in een Libische gevangenis, op beschuldiging dat ze 426 kinderen expres Aids zouden hebben bezorgd. Op de pijnbank hebben ze deze gruweldaad bekend, maar buiten Libische rechters gelooft geen mens die bekentenis. Ze waren niet meer dan de zondebokken die moesten opdraaien voor de belazerde omstandigheden in het ziekenhuis waar de kinderen lagen.
Al twee keer zijn ze ter dood veroordeeld. En wat doet de wereld in de tussentijd? Ze onderhandelen wat met Kadhafi over Lockerbie, laten Libië daarvoor een schadevergoeding betalen en heffen de sancties tegen Libië op.
Oh ja, ze hadden inmiddels vrij kunnen zijn, als Bulgarije bereid was geweest om 2,7 miljard op te hoesten, niet geheel toevallig precies het bedrag dat Libië als compensatie aan de nabestaanden van de Lockerbie-aanslag heeft betaald. Bulgarije betaalt dat geld niet, omdat betalen een soort van schulderkenning zou betekenen.
In de jaren dat vijf mensen onschuldig vastzitten, is Libië weer salonfähig geworden. Met Kadhafi mag weer gepraat worden, dat hij ooit terroristen op zijn grondgebied liet trainen, is hem vergeven en Brussel heeft zich de afgelopen jaar heel erg ingespannen om de relaties met het land te verbeteren. De verpleegsters zijn altijd een voetnoot in het beleid geweest, en trouwens ook in de kranten, een nieuwsberichtje, meer niet.
Dankzij het feit dat de familie van de Palestijnse arts inmiddels uit Libië naar Nederland is gevlucht (en er blijkbaar in is geslaagd aan Verdonks klauwen te ontsnappen), heeft de huidige uitspraak wél de kranten gehaald. En misschien ook dankzij het feit dat Bulgarije op 1 januari EU-lid wordt, en Brussel er dus niet meer omheen kan.
De EU, die Kadhafi twee jaar geleden, toen die vrouwen al zes jaar lang onschuldig in de gevangenis zaten en hun eerste ter dood veroordelingen al achter de rug hadden, met veel egards in Brussel onthaalde. rept voorzichtig toch weer over sancties, terwijl de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Condoleezza Rice zegt 'terleurgesteld en bezorgd te zijn' over de veroordelingen.
Bezorgd en teleurgesteld... daar zullen die vier vrouwen en die ene man wat aan hebben, als ze vannacht, voor de zoveelste nacht in vele jaren, zwaar onder de pillen naar bed gaan, met het vuurpeleton in het vooruitzicht, of anders met nog jaren van slepende processen, tenzij de rest van de wereld zich eindelijk eens om hun lot gaat bekommeren.

dinsdag 19 december 2006

HONGARIJES VERLOREN STAMMEN

De joden hebben hun verloren stam, de Hongaren klaarblijkelijk ook, wel twee zelfs. En dan heb ik het niet over Hongaren in Roemenië of Slowakije, maar veel verder weg.
Dezer dagen zijn in Hongarije vertegenwoordigers van de Magyarab op bezoek, een volk van zo'n 50.000 zielen dat ergens langs de Nijl in Egypte en Soedan leeft. Magyarab zijn zwart, spreken Arabisch en geloven in Allah, maar schijnen, aldus wil de overlevering, af te stammen van Hongaarse soldaten of slaven die in dienst van de Turken in die regionen terecht zijn gekomen.
Graaf László Almássy, verder vooral bekend vanwege de inspiratie die zijn leven was voor het boek The English Patient, schijnt hen in 1935 te hebben opgespoord en al verschillen deze Hongaren in weinig meer van hun omgeving, ze schijnen zich nog steeds van hun afstamming bewust te zijn. Ze hebben na Almássy's bezoek klaarblijkelijk zelfs geprobeerd contact met het moederland op te nemen, te vergeefs, want de oorlog kwam er tussen.
Maar dat wordt nu goed gemaakt. De delegatie is in Hongarije op uitnodiging van de Hongaarse Islamitische Vereniging (zeker, die er is, er is inmiddels zelfs een handvol Hongaarse islamieten, hoewel de meerderheid van de leden eigenaar is van een shwarma-restaurant) en reizen een paar dagen door Hongarije.
Ze doen daarbij Eger en Salgótarján aan, voordat ze donderdagavond te gast zijn bij een forum in het Huis der Hongaren, waar iedereen die belangstelling heeft, met hen kan komen kennismaken.
En de Magyarab zijn niet eens de enige verloren stam. Het tabloidblad Vasárnapi Blikk wist in november te melden dat ook ergens in Frankrijk een dorp is, waar de dorpelingen zich trots beroepen op hun Hongaarse afstamming. Volgens burgemeester André Roux van Regusse spraken rond 1600 nog veel mensen in de streek Hongaars, aldus Blikk. Er is dus nog werk aan de winkel voor de Wereldorganisatie van Hongaren die de belangen van de 'Hongaren over de grenzen' behartigt.

zondag 17 december 2006

BELSPELLETJES VOOR DE HELE WERELD

Olga Kozina kijkt recht in de lens, terwijl ze de kijkers indringend toespreekt. Als ze optreedt , zitten in Rusland honderdduizenden voor de buis, met de telefoon in de hand. Olga presenteert telefoonspelletjes en moet de kijkers overhalen om te bellen. Een uur lang worden ze met wisselende spelletjes en quizzen verlokt. Wie belt, betaalt daarvoor, maar maakt ook kans op prijzen die kunnen variëren van 50 tot 50000 euro.
Terwijl ze presenteert, wordt het programma aan de hand van het belgedrag van de kijkers bijgestuurd. Spannende muziek, of juist rustige, geluidseffecten, lichteffecten, een nieuw spelletje, een hogere prijs, een opgewonden of juist een rustige presentatie: het is allemaal doordacht en bedoeld om mensen tot bellen te verleiden.
Terwijl Olga in rap Russisch ratelt, vraagt een Francaise in een naburige studio kijkers naar de achternaam van een Franse acteur wiens voornaam Jean luidt. Ze leunt tegen een decorstuk, zegt weinig en maakt een haast slome indruk. Dat hoort erbij, zegt Jenö Töröcsik, directeur van Telemedia InteracTV in Boedapest. ,,Zo’n rustige periode in de presentatie kan kijkers overhalen om te bellen.’’ ...

Het Hongaarse InteracTV produceert spelletjesprogramma’s voor meer dan 40 landen, al met al zo’n 3000 uur tv per maand. Het bedrijf heeft de productie van dit soort spelletjes tot wetenschap verheven ,,We monitoren alles, wanneer mensen bellen, hoeveel mensen bellen en hoe vaak dezelfde bellers terugbellen. Ieder mens wil spelen, ieder mens wil winnen, en wij weten precies hoe we hen moeten motiveren om deel te nemen aan onze spelletjes.’’
Töröscik zelf is mathematicus. Hij begon midden jaren negentig met het interactief maken van de Hongaarse versies van programma’s als Big Brother. Enkele jaren geleden begon hij, samen met twee tv-producenten, met bel-tvspelletjes. Bij de productie is een heel team van spelletjesontwerpers, psychologen, telecomexperts en computerdeskundigen betrokken.
,,Mensen raken snel gewend, dus je moet steeds iets nieuws verzinnen om hen te blijven boeien, nieuwe puzzels, maar ook nieuwe stemmen, een nieuwe stijl. We hebben zo’n 100 types spelen ontwikkeld en duizenden spelletjes. Er zijn landen waar onze show inmiddels drie jaar draait, iedere dag, zeven dagen per week, en nog steeds met succes. Dus het werkt,’’ zegt hij.
Hoewel het merendeel van de shows in Boedapest wordt geproduceerd en per satelliet naar afnemers gaat, heeft InteracTV inmiddels ook studio’s in China, Libanon en Argentinië. Het aantal afnemers groeit snel: ,,We nemen maandelijks nieuwe mensen aan. Recent zijn we op kleine schaal in de USA begonnen,’’ aldus Töröcsik.
Alles draait op de opbrengst van de telefoontjes, op drukke momenten soms zo’n honderdduizend per show van één uur, die – op de gelukkige enkeling na die naar de studio wordt doorgezet – allemaal door een computer worden afgehandeld. Uit dat belgeld wordt het prijzengeld betaald, in het totaal zo’n miljoen euro per maand, krijgen de tv-zenders hun geld en wordt de show geproduceerd. ,,Het kost zenders niet om onze shows uit te zenden, ze verdienen er alleen maar aan.’’
Hoewel InteracTV Europese, Afrikaanse en Aziatische shows produceert, lijken de programma’s sterk op elkaar. ,,Als het om willen spelen en willen winnen gaat, verschillen mensen wereldwijd niet zo erg,’’ zegt Töröcsik. Wel geldt de show in sommige landen als gokprogramma, omdat de kans zo klein is dat kijkers daadwerkelijk tot de studio doordringen. ,,Dan maken we aanpassingen en laten de computer bijvoorbeeld een extra vraag aan de beller stellen, zodat het voor de wet een quiz wordt’’
Olga, die anderhalve maand geleden als presentatrice begon, maakt zich inmiddels gereed voor haar volgende show. Ze komt uit Sint-Petersburg en is eigenlijk journaliste van beroep. Het was altijd haar droom bij de tv te werken, maar thuis waren daar weinig mogelijkheden voor. ,,Ik heb deze baan op het internet gevonden’’, zegt ze, ,,Er waren in het totaal vijftig mededingers.’’ Het is, vindt ze, heerlijk om te doen. ,,Als ik niet werk, mis ik het. Ik ben dol op de camera. Ik ben een ster!’’


vrijdag 15 december 2006

ROEMEENSE METROBESTUURDER WELKOM IN HONGARIJE

Als enige van de landen die in 2004 EU-lid werden, wil Hongarije de toelating van werknemers uit Roemenië en Bulgarije beperken, als die twee landen op 1 januari tot de Europese Unie toetreden. Het is wat ironisch, gezien de Hongaarse protesten toen sommige EU-landen drie jaar geleden weigerden de grenzen te openen voor werknemers uit de nieuwe lidstaten.
Jaarlijks krijgen nu al zo’n 40000 Roemenen in Hongarije een werkvergunning en ze zijn daarmee verreweg de grootste groep buitenlanders in het land. Vrijwel alle Roemenen in Hongarije komen uit Transsylvanië en spreken Hongaars. Maar Csaba Berecki, die begin jaren negentig vanuit Transsylvanië naar Hongarije verhuisde, verwacht niet dat hun aantal na 1 januari sterk zal groeien.....
,,De meeste Roemenen gaan tegenwoordig naar Spanje of Italië. De taal daar lijkt op Roemeens, dus voelen ze zich daar snel thuis. Jonge Hongaren uit Roemenië spreken allemaal Roemeens. Voor hen is Spanje of Italië veel interessanter dan Hongarije, want de salarissen liggen daar een stuk hoger. Jongeren uit mijn geboortedorp gaan echt niet meer naar Hongarije.’’
Begin jaren negentig, toen Berecki zelf naar Hongarije kwam, was het voor Roemenen heel moeilijk om binnen in de EU aan de slag te komen. Hongarije was – zeker voor Hongaarstalige Roemenen – een soort beloofde land.
Berecki, die jarenlang net aan de andere kant van de grens leefde, herinnert zich hoe hij als jongen Hongaarse tv zag. Beide landen waren communistisch, maar terwijl Roemeense tv vooral propaganda bood, had Hongarije echte tv-programma’s. Twee keer per jaar kon zijn familie de grens over om boodschappen te doen, en het aanbod in de Hongaarse supermarkt was enorm vergeleken met de lege schappen thuis.
Na zijn militaire dienst besloot hij zijn geluk in Hongarije te beproeven, de eerste jaren illegaal, later legaal. Zoals veel Roemenen die destijds naar Hongarije gingen, vond hij een baan in de bouw. Uiteindelijk begon hij zijn eigen bouwbedrijf. Hij trouwde, met een vrouw uit Roemenië, die eigenlijk helemaal niet in Hongarije wilde wonen. ,,Ze had hier een tijdje gewerkt en had zulke slechte ervaringen dat ze zich had voorgenomen nooit meer naar Hongarije te gaan’’, herinnert hij zich.
Illegale Roemenen waren in die tijd een heel normaal verschijnsel in Hongarije. op sommige plekken in Boedapest stonden iedere ochtend tientallen werkzoekenden hoopvol te wachten op een klusje. Nog steeds werken er veel Roemenen in de bouw. Berecki had in het verleden ook Roemeense familie in dienst, maar dat werd hem te omslachtig. ,,Verblijfsvergunningen, onderdak, dat soort zaken maken Roemeense werknemers duur. Jammer genoeg, want ze werken wel goed’’, zegt hij.
De Hongaarse regering vreest vooral dat Roemenen Hongarije als een springplank zullen gebruiken naar andere EU-landen – zoals Nederland – die de toevloed van Roemenen en Bulgaren de komende twee jaar ook willen beperken.
Aan de andere kant kampt Hongarije, net als Nederland, in sommige sectoren met een tekort aan werknemers. In bijvoorbeeld de gezondheidszorg, maar ook in de landbouw wordt het steeds moeilijker om mensen te vinden.Datzelfde geldt voor landen als Polen en Tsjechië, waar landbouwbedrijven tegenwoordig Oekraïners in dienst nemen, omdat in eigen land geen mensen te vinden zijn die dat werk nog willen doen. Polen en Tsjechië hebben daarom hun arbeidsmarkt volledig opengegooid voor de nieuwe toetreders.
Hongarije heeft het probleem opgelost met een uitvoerige lijst met vrij toegankelijke banen, zo'n 140 stuks. Die variëren van hooggeschoolde werk als artsen en IT-deskundigen tot mijnwerkers. Ook Roemeense kappers en metrobestuurders zijn vanaf 1 januari van harte welkom, en dat terwijl de nieuwe metrolijn in Boedapest volautomatisch moet worden.
Berecki noemt de Hongaarse vrees onzin en ziet zelfs een omgekeerde beweging: ,,De economische ontwikkeling van Roemenië gaat zo snel, dat heel wat Hongaarse bedrijven na de Roemeense aansluiting aan de andere kant van de grens aan de slag willen. Voor goedgeschoolde Roemenen wordt het steeds makkelijker om thuis een aantrekkelijke baan te vinden. En wie ongeschoold werk doet, gaat liever in Spanje appels plukken.’’


woensdag 13 december 2006

GENETISCH AFVAL

De Hongaarse politie heeft 32 agenten op non-actief gesteld, omdat ze zich op een online-forum op het interne politienetwerk buitengewoon racistisch over zigeuners hadden uitgelaten. Zandhoopbewoners, hersen-geamputeerden, weide-negers en genetisch afval waren een paar van de termen waarmee ze de Roma-minderheid in Hongarije omschreven. Op het Holdudvar(Maanhof) -forum ventileerden ze de mening dat ijverige zigeuners al lang zijn uitgestorven, dat je Roma moet slaan en dat ze gesteriliseerd horen te worden.

De zaak kwam aan het licht, omdat Mihaly Máté, een gepensioneerde agent het materiaal had verzameld en samen met een lokale Roma-organisatie op CD had gebrand en anderhalve maand geleden op had gestuurd naar de hoofdcommissaris van de nationale politie. Het onderzoek dat die daarop liet doen, leidde tot de schorsing van de 32. Máté verklaarde tegenover de radio dat schelden op zigeuners in Hongarije helaas zeer gebruikelijk is, maar dat het helemaal onaanvaardbaar is, als agenten met dergelijke ideeën rondlopen, omdat hun optreden grote gevolgen kan hebben voor het leven van andere mensen.

Tijdens het onderzoek werden in het totaal 8000 forumbijdragen van de afgelopen drie jaar onderzocht. Onder de geschorste agenten bevinden zich geüniformeerden en rechercheurs in burger, maar opvallend is dat de meerderheid van de betrokkenen op het bureau werkte en in praktijk niet meer dan andere Hongaren in aanraking komt met zigeuners. Dat het forum zo lang kon draaien, komt omdat er geen moderator was om de zaak in de gaten te houden en hogere officieren er geen deel aan namen.

Het interne onderzoek zal naar verwachting eind december worden afgesloten en het is niet uitgesloten dat er nog meer mensen worden geschorst. Tot een strafrechtelijke vervolging komt het niet. Volgens het openbaar ministerie zijn de uitspraken weliswaar verwerpelijk, maar is er niets strafbaars gebeurd.



KNAPPERIGE VARKENSOREN

Goudbruin gebakken ligt het varkentje op de kruiwagen, de poten met hoefjes naar de zijkant uitgespreid. Kop, snuit, grote flaporen, staartje: het zit er allemaal nog aan. Het beest moet doorgaan voor een speenvarken, maar feitelijk is het al een behoorlijke big, zo groot dat de hulp van de plaatselijke kroeg moest worden ingeroepen om hem te braden. Die beschikt namelijk over een ouderwetse broodoven, en iedereen in het dorp die echt iets groots moet bakken, kan het café terecht, als hij maar zelf hout meeneemt.
Het varkentje, onvrijwillige hoofdrolspeler op een feest met zo’n vijftien gasten, paste maar net in de oven en moet zo meteen nog aan het spit, een forse ijzeren staaf die er tussen de achterpoten ingaat, dan dwars door de borstkas en er bij de bek weer uit komt. Er komt nog behoorlijk wat hamerwerk bij kijken om dat voor elkaar te krijgen.
Daarna is het een kwestie van geduldig draaien, onder genot van een glas bier of palinka, de straffe Hongaarse pruimenjenever die de meeste mensen hier in het dorp zelf stoken van afgevallen fruit dat weken gist in grote, borrelde plastic vaten. Onze buurman zweert dat de wormpjes en vliegen die met de pruimen mee in de vaten verdwijnen, de smaak alleen maar ten goede komen.
Af en toe wordt ook het varkentje besprenkeld, niet met palinka, maar met vet, om verbranden van de uitsteeksels te voorkomen. Vooral de oren. Want die oren, daar aast iedereen op. Als de mannen bij het spit uiteindelijk duizelt van het draaien en de palinka, wordt de big gaar verklaard.
Het vlees is inmiddels boterzacht en het vel roodbruin en knapperig. Maar voor dat iemand iets anders wil proeven, worden, haast plechtig, de oren verdeeld. Het heeft wel iets plezierigs als ze eenmaal van de kop zijn gesneden, zonder die twee vrolijk uitstekende flappen ziet het varken er meteen een stuk minder levend uit. Iedereen krijgt een stukje. Bros en knapperig zijn ze, als een soort chips voor carnivoren. Het geeft het woord kraakbeen een hele andere betekenis.

maandag 11 december 2006

EERSTE KWALITEIT

'Eerste kwaliteit' meldt het bordje boven de sinaasappels in de winkel. De bak eronder doet anders vermoeden. Niet alleen zijn sommige sinaasappels groot, anderen klein, sommigen zijn navels, andere niet, en sommige zijn gaaf en andere gebutst, om niet gewoon te zeggen rot.
Eerste kwaliteit? In Nederland zouden ze nog niet voor derde kwaliteit kunnen doorgaan. Om maar te zwijgen over producten twee als tweede of zelfs derde kwaliteit worden aangeprezen. Voor mij hoeven tomaten echt niet allemaal perfect uit te zien, en ik weet dat de smaak van minder mooie Hongaarse tomaten vaak beter is dan die van perfect ogende import. Aardbeien uit Spanje zal ik niet meer kopen, die smaken nergens naar in tegenstelling tot de Hongaarse producten.
Maar ik heb al lang geleerd ieder stuk fruit kritisch te onderzoeken voor ik het in een zakje stop en weet inmiddels dat een mooi ogende manderijn ook enig gewicht moet hebben, anders blijkt bij thuiskomt dat hij van binnen kurkdroog is.
Een Hongaarse kennis is ervan overtuigd dat Hongarije niet alleen met verse producten vaak met tweede keus wordt afgescheept. Als ze shampoo koopt, kijkt ze altijd zorgvuldig op het etiket...Als daaruit blijkt dat de fles voor de Centraal-Europese markt gemaakt is, laat ze hem, als het even kan, staan. ,,Precies dezelfde fles, maar dan met een sticker die FR, NL, GB of DU als landen van bestemming aangeeft, bevat echt iets anders. En beters'', zegt ze.
Voor een deel is dat zonder enige twijfel verbeelding. Maar feit is dat sommige producten in Hongarije kwalitatief minder zijn. Meestal overigens buiten de schuld van de producenten. De verantwoordelijkheid ligt eerder bij inkopers en winkels.
Hongarije heeft dezer dagen een fors voedselschandaal. Een of ander bedrijf heeft overal in West-Europa producten met een verlopen verkoopsdatum opgekocht, er een andere datum opgeplakt en ze hier op grote schaal aan de man gebracht. Zelfs het grootwinkelbedrijf Tesco had spullen in de schappen liggen, net trouwens als een groot aantal biologische winkels.
De verontwaardiging is groot, maar het is helemaal niet ongebruikelijk, dat supermarkten ergens in een hoek een bak hebben, waar je producten die over hun uiterste verkoopdatum heen zijn, voor een zacht prijsje kunt kopen.
Als het nu om blikken zou gaan, is dat tot daar aan toe, en zelfs een potje yoghurt is nog best te consumeren een paar dagen nadat het officieel niet meer verkocht mag worden, maar je ziet in die bakken soms (half rottende) groente liggen, leverworstjes en huzarenslaatjes (of iets dergelijks) met een uiterste verkoopdatum van drie dagen eerder. In Nederland krijgen winkels voor minder een boete, maar hier komen winkeliers er blijkbaar mee weg en er zullen toch mensen zijn die het erop wagen, anders verkochten die winkels het waarschijnlijk niet.
Mijn ervaring heeft me inmiddels dan ook geleerd voorzichtig te zijn met aanbiedingen. Het is meer dan eens voorgekomen dat hele goedkope kip simpelweg rotte kip bleek te zijn. En hoe vaak ik niet al een stuk kaas thuis uit heb gepakt dat met schimmelranden eraan uit de winkel kwam, durf ik niet te zeggen.
Het is een beetje alsof winkeliers nog de communistische mentaliteit koesteren. Toen mochten mensen blij zijn als ze een auto konden krijgen, dus dat dat een Trabant of Wartburg was, daar klaagde niemand over. Maar de tijden zijn echt voorbij dat mensen blij mogen zijn dat ze bepaalde producten kunnen kopen, het dondert niet wat de kwaliteit is.
Maar zolang de consument niet mondig is, zal daar waarschijnlijk weinig aan veranderen. Wat ontbreekt is een beetje fatsoenlijke consumentenbond. Zolang die er niet is om bedrijven aan de schandpaal te nagelen, blijf ik toch maar zorgvuldig iedere sinaasappel omdraaien. En hou ik de uiterste verkoopdatum zorgvuldig in de gaten.



zondag 10 december 2006

VISSEN IN TATA


Weg van de politiek, weg van de grote stad, heeft Hongarije een heel ander gezicht. Zo anders, dat het soms wel twee verschillende landen lijken, Boedapest en 'a vidék', het platteland. Dat geldt natuurlijk ook voor andere grote steden, een Parijzenaar heeft ook weinig te maken met een Fransman in een provinciestad. Een mooie herfstdag in Tata....

DE ZALIGVERKLARING VAN EEN VOETBALLER

,,Dank aan God dat hij tussen de miljoenen voetballers in de wereld ons Hongaren dit genie heeft gegeven, dat Puskás bij onze natie terecht is gekomen, dat wij deze woorden kunnen smaken: Puskás, Hongaar,’’ aldus Pál Schmidt, voorzitter van het Hongaars Olympisch Comittee, afgelopen zaterdag tijdens het afscheid van Ferenc Puskás. Schmidt was niet de enige die de Hongaarse voetbalster nagenoeg heilig verklaarde. Volgens een andere spreker staat er nu één ster meer aan de hemel, en die ster schijnt lichter dan alle andere.
De strak geregiseerde plechtigheid, bedacht door een Hongaarse filmregisseur, begon in het naar de voetballer vernoemde Puskásstadion en eindigde in de Basiliek in het centrum van stad. Maar de bijna-heiligerklaring kon niet verhullen dat de gebeurtenis minder belangstelling trok dan de organisatoren hadden verwacht.
Puskás, die op 17 november overleed, was de topspeler van het ‘gouden team’ in de jaren vijftig, toen Hongarije als de sterkste ploeg ter wereld gold... en als de grote favoriet voor het wereldkampioenschap van 1954, dat uiteindelijk overigens door Duitsland werd gewonnen.
Na het neerslaan van de opstand van 1956 besloot Puskás, op dat moment in het buitenland, om niet meer naar huis terug te keren. Het bleek niet makkelijk een nieuwe club te vinden, omdat hij – inmiddels dertig en enigszins gezet – door velen als te oud werd beschouwd. Maar uiteindelijk kwam hij terecht bij Real Madrid, waar hij in 1960, bij de finale van de Europacup voor landskampioenen tegen Eintracht Frankfurt vier van de zeven winnende goals maakte. In het totaal scoorde de ‘kleine kanon’zoals de Spanjaarden hem doopten, tijdens zijn leven 600 doelpunten.
Al twee uur voor het begin van de plechtigheid opent het Puskásstadion zijn deuren, maar de belangstellenden druppelen maar mondjesmaat binnen. Eén vak vult zich langzaam, dan een tweede, uiteindelijk een derde. Tegen vieren, als de officiële plechtigheid begint, hebben zijn er zo’n 5000 mensen om afscheid te nemen van de man die in de kranten als de ‘bekendste en meest geliefde Hongaar’ wordt omschreven en die de afgelopen weken op één lijn is gezet met componisten als Béla Bartok en Franz Liszt.
Wat Puskás voor hem betekent? Een man kijkt peinzend naar het enorme podium midden op het veld. Aan grote woorden heeft deze fan geen behoefte: ,,Ik hou van voetbal, en Puskás wás voetbal’’.
Een jong meisje, dat in haar knalroze jas afsteekt tegen de meestal somber geklede bezoekers,zegt dat ze de grote man persoonlijk heeft gekend. ,,Mijn vader werkte in een sportinstelling waar hij ook kwam. Dan voetbalde hij met ons. Hij was dol op kinderen’’. Voetbal interesseert haar niet echt, maar die jeugdherinnering koestert ze.
Als om vier uur de gasfakkels op de hoeken van het podium ontvlammen, ontsteken mensen ook de kaarsen aan die de organisatoren hebben uitgedeeld. Op het veld stellen de spelers van alle Hongaarse topclubs zich op om de grasmat. Vrouwen in witte kledersdracht plaatsen kaarsen op het podium, en dan komt de kist binnen, overdekt met een Hongaarse vlag en gedragen door een militaire erewacht.
Puskás, die begin jaren vijftig voor Honvéd (Leger) in Boedapest speelde, was officiëel majoor en wordt dan ook met militaire eer begraven. Later op de middag wordt hij postuum tot generaal benoemd.
De regie is perfect, dat moet worden gezegd. De voetbal-VIP's uit de hele wereld die zich op de eretribune hebben verzameld, kunnen zich van één ding overtuigen: dat Hongarije, dat hoopt in 2012 samen met Kroatië de Europese kampioenschappen organiseren, openings- of slotceremonieën kan organiseren. Maar de sfeer komt er pas echt in als het publiek zijn held uitgeleide doet met een gescandeerd ‘Puskás öcsi’, ‘broertje Puskás’.
Daarna trekt de rouwkoets, gevolgd door duizenden, door een inmiddels donker Boedapest. Er is slechts één incident: een man die de plechtigheid een politiek karakter wil geven met zijn rood-witgestreepte Arpád-vlag, populair bij aanhangers van extreem-rechts. Agenten houden hem op afstand met de mededeling dat dat op deze dag niet pas.
Dat zal ook president László Solyom in de basiliek nog eens onderstrepen: ,,Laten we gezamenlijk trots zijn. De hele wereld kende Puskás en hield van hem. Hij was niet bekend vanwege schandalen, maar vanwege zijn spel. Ook jongeren zijn er blij om dat ze in Puskás een nationale mythe vinden, een man die zichzelf gaf en die ons allen verenigde’’. Omdat Puskás had aangegeven geen behoefte te hebben aan een groots mausoleum (en dus misschien ook niet aan een al te pompeuze begrafenis) is hij 'simpel' bijgezet in de crypte van de kathedraal.


donderdag 7 december 2006

LETTERS

Mijn zoon wil graag hulp met zijn huiswerk. Hij moet een serie letter-paren uit zijn hoofd leren, en het wil er maar niet in. Echt moeilijk is het overigens niet. De P is de stemloze tegenhanger van de B, de S de stemloze tegenhanger van de Sh, en zo hoort de G bij de K, de T bij de D, en zijn er nog wat combinaties. Het ene rijtje bestaat, zie ik al snel, uit alle letters van ons beroemde 't kofschip (tegenwoordig ook 't fokschaap genoemd), plus nog wat letters die wij in het Nederlands niet als letters kennen: de ts-klank die als tegenhanger een dzj-klank heeft bijvoorbeeld.
Allemaal machtig interessant, maar waar is het goed voor? Dat weet mijn zoon ook niet, en daar schuilt hem het probleem: hij ziet het nut van de oefening niet en het interesseert hem eigenlijk geen donder. Alleen het feit dat hij tamelijk braaf is in het maken van zijn huiswerk en de juf Hongaars bovendien een beetje streng, motiveert hem om het toch maar te doen. Plus het feit dat de juf het eigenlijk met hem eens schijnt te zijn.
Ze heeft aan de klas uitgelegd dat ze dit rijtje moeten leren, omdat sommige middelbare scholen het opnemen in hun toelatingsexamen. En het zou je maar gebeuren dat je niet tot een school wordt toegelaten omdat je niet weet dat de P bij de B hoort. Of dat de e, de ö en de ü in één klankgroep horen, en de rest van de klinkers in een andere. Hoewel je je als ouders misschien moet afvragen of je je kind wel op een gymnasium wilt hebben, dat die kennis als toelatingscriterium stelt.
De school van mijn zoon legt meestal weinig nadruk op dit soort onzinkennis. Terwijl de meeste Hongaarse kinderen vanaf de eerste klas lagere school worden geplaagd met huiswerk, dat veelal bestaat uit het eindeloos uit het hoofd leren van gedichten, heeft hij pas huiswerk sinds de derde klas, en dan nog met mate, en het gaat vooral om zaken als het leren van steden en rivieren, om een paar rekenopgaven of het voorbereiden van een overhoring. Maar naarmate het toelatingsexamen nadert, groeit de hoeveelheid uit-het-hoofd-leer-werk gestaag. Sommige gedichten moét je nu eenmaal kennen, en die P's en B's....
Bij internationale onderzoeken naar de kwaliteit van het onderwijs scoort Hongarije niet erg goed. Vijftienjarigen blijken vooral een enorme lexicografische kennis te hebben, dat wil zeggen, ze hebben een hoofd vol dingen die ze uit het hoofd hebben geleerd en kunnen die kennis uitstekend oplepelen, maar er concreet iets mee doen, uit de dorre feiten zelfstandig conclusies trekken, daar schort het aan.
De verandering komt maar heel langzaam op gang. Het probleem is, dat Hongaren ervan overtuigd zijn dat het systeem wel deugt en veel onderwijskundigen die onderzoeken simpelweg niet lijken te geloven. Menigeen verwijst graag naar het grote aantal Hongaarse Nobelprijswinnaars (inderdaad, aanzienlijk meer dan in Nederland) om zijn gelijk te onderstrepen.
Dat slechts een minderheid van die Nobelprijswinnaars zijn opleiding daadwerkelijk in Hongarije heeft genoten, dat een deel van hen zelfs niet in Hongarije geboren is, doet aan dat argument behoorlijke afbreuk. En dan nog: niemand maakt mij wijs dat het uit het hoofd leren van P-B en S-Z combinaties mijn zoon één stap dichter bij onsterfelijke roem brengt. Laten we het maar houden op een hopelijk succesvol toelatingsexamen.

maandag 4 december 2006

DUIKBOOT NAAR DE VRIJHEID

André Havas was zeven jaar oud, toen hij op 3 december 1956 met zijn ouders te voet de Hongaars-Oostenrijkse grens overstak. Net als 200.000 andere Hongaren ontvluchtten ze het communistische bewind en de repressie die volgde op het neerslaan van de Hongaarse opstand een maand eerder.
Maar Pál Havas, André’s vader, was al voor de opstand druk bezig geweest met ontsnappingsplannen. Pál, die bij de lampenfabriek Tungsram werkte, had het plan opgevat om een duikbootje te bouwen. Het was heel gewoon dat werknemers de fabriekswerkplaatsen en -werktuigen na werktijd voor eigen doeleinden gebruikten. Dat Tungsram ook nog eens vlak aan de Donau lag, kwam buitengewoon goed uit.
Om geen verdenking te wekken, had Pál Havas een duikbootje bedacht dat er op het eerste gezicht uitzag als een gewone plezierbootje, maar dat met waterdichte luiken kon worden afgesloten. De bedoeling was om het bootje onder water met twee sterke eletrocmagneten aan een voorbijvarend binnenvaartschip te bevestigen en zo ongemerkt de grens over te varen, naar Wenen toe.
Achteraf lijkt het een wild idee, en of het uitvoerbaar geweest zou zijn, hoefde Pál nooit uit te testen. Maar het inspireerde zijn zoon André, arts, psychotherapeut en beeldhouwer, wel tot zijn eigen monument voor de Hongaarse revolutie. Havas is als beeldhouwer ondermeer bekend van de geveltoeristen die een aantal panden in de Amsterdamse Anjelierstraat sieren. In het achtste district in Boedapest staat sinds kort zijn U 1956, een symbolisch stukje duikboot dat symbool moet staan voor de vluchtelingen en voor de hoop die zij hadden op een nieuwe toekomst.
Het beeld, dat werd gesubsidieerd door de aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken verbonden Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA), toont een arm die door een patrijspoort steekt en een koffer vasthoudt. Het is een ongewoon vrolijk kunstwerk in de reeks 1956-kunstwerken die Boedapest telt en die over het algemeen hetzij heel modern, sober en abstract zijn, of juist een haast socialistisch aandoend heroisch-realistische stijl hebben.
Humor is in 1956-standbeelden afwezig, terwijl de opstand toch niet alleen een periode van droefheid in de Hongaarse geschiedenis is, maar juist ook een periode, waarin mensen hoop koesterden en vooral jonge mensen overstroomden van enthousiasme, aldus de Hongaarse acteur Pál Macsai bij de onthulling van U 1956. ,,Daarom is dit beeld een welkome toevoeging,’’ aldus Macsai.
In het achtste district, een van de armste wijken van Boedapest, symboliseert het beeld daarnaast nog iets anders: stedelijke vernieuwing. Het is het eerste nieuwe ‘bouwwerk’ in een deel van de wijk waar in de afgelopen jaren op grote schaal panden zijn gesloopt om plaats te maken voor een geheel nieuwe buurt met veel groen. Vlakbij is overigens de Corvin-bioscoop, waar tijdens de opstand zwaar werd gevochten en waar op de muren talloze herdenkingsplaten hangen om de doden van die gevechten te eren.

zondag 3 december 2006

VERNIEUWING


De eerste keer dat we in het Museum voor Schone Kunsten in Boedapest kwamen, was ons zoontje drie. We wilden naar de Egyptische afdeling. Daar liggen mummies en andere spannende dingen, en hij begon dat soort zaken net interessant te vinden.
Hongaarse musea hebben een groot aantal strenge, meestal gepensioneerde dames in dienst om de orde te bewaken, en de matrone die orde hield op de Egyptische afdeling was er een van het ergste soort. Ons zoontje was best geïnteresseerd in de tentoonstelling, maar ja, hij was pas drie, en na een tijdje wilden zijn beentjes niet meer echt. Of-ie op de schouders mocht. Dat mocht, vonden wij, maar de dame dacht daar anders over. 'Geen sprake van', snauwde ze ons toe. Rennen mocht natuurlijk al helemaal niet, en eigenlijk was overduidelijk dat een kind van die leeftijd wat haar betreft helemaal niet in een museum thuishoorde.
Jaren geleden waren we met vrienden op een tentoonstelling van Arabische kunst in Geneve....
Hun kinderen, toen anderhalf en drie, waren mee. De kleinste kroop op goed moment over een zeer kostbaar perzisch tapijt. Wij schoten geschrokken op het jochie af. De suppooste, ook een oudere dame, glimlachte en kalmeerde ons. ,,Ach'', zei ze, ,,Daar hebben in de loop van de eeuwen wel meer mensen over gelopen.'' We hebben het jochie er toch maar afgehaald. Maar zo kan het dus ook.
Dat heeft het Museum voor Schone Kunsten inmiddels ook begrepen. Sinds daar twee jaar geleden een nieuwe directeur László Baán aantrad, waait er een hele andere wind. Voor het eerst heb je het gevoel dat je als bezoeker telt. Er zijn speciale activiteiten voor kinderen, schoolklassen zijn er welkom en krijgen (mijn inmiddels tienjarige zoon komt er regelmatig) interessante rondleidingen. Er is een museumwinkel die de moeite van het bezoeken waard is en er zijn interessante tentoonstellingen.
Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan, op 1 december deze maand, opende het museum op die dag een grote Van Gogh tentoonstelling. Een paar jaar geleden zou zoiets nog onmogelijk zijn geweest. Zoals veel Hongaarse musea verkeerde het museum voor het aantreden van directeur Baan in een Doornroosjesachtige slaap. Er werd geen kunst geleend, er werd geen kunst uitgeleend, en iets nieuws was er nooit te zien.
Nu staan de bezoekers in de rij. Letterlijk. Bij een tentoonstelling van Franse impressionisten moesten mensen uren op de statige trappen van het gebouw wachten. Bij de opening van de Van Gogh-tentoonstelling waren er al tienduizend kaartjes verkocht. Mijn zoon wil er ook heen. Gelukkig heeft de matrone van destijds hem het plezier in museumbezoeken niet weten te vergallen. En we hebben kaartjes, via het internet, want dat kan tegenwoordig ook, op Van Gogh in Budapest.