Ruim een maand heeft in Hongarije het gerucht de ronde gedaan dat tijdens de rellen van 23 oktober een meisje was omgekomen. Het ging, aldus de verhalen, om een kind, twaalf of dertien jaar oud, of anders om een meisje van een jaar of zestien, daarover waren de bronnen onduidelijk. Ze zou, aldus het verhaal, onwel zijn geworden van het traangas en als gevolg van een allergische reactie in het ziekenhuis zijn gestorven. Of ze was door een rubber kogel geraakt en ter plekke gestorven, daarover verschilden de meningen.
Nu bleek daags na de rellen, dat de politie klaarblijkelijk een wat verouderde soort traangas had gebruikt waar meer mensen gevoelig voor zijn dan het in West-Europa gebruikelijke traangas. Traangas van Hongaarse makelijk, dat wel. Behoorlijk wat mensen hadden longklachten van het spul, dus een dode leek niet helemaal onwaarschijnlijk.
Het verhaal dook overal op: in kranten, bij demonstraties tegen de regering en op talloze websites. Ooggetuigen waren er niet, maar wel tal van mensen die het zelf van een ooggetuige hadden gehoord.
HÍR-tv, trouw chroniceur van al het nieuws én onnieuws dat tegen deze regering gebruikt kan worden, ging er uiteraard achteraan, maar kwam met niets terug. Ook journalisten van de nieuwswebsite Index.hu gingen op onderzoek uit en kwamen twee weken geleden al tot de conclusie dat er een luchtje aan de kwestie zat.
Desondanks deed een organisatie van 1956-partizanen aangifte bij het openbaar ministerie. Bewijzen had de club net zo min als ieder ander. Hoe zeer de 56'ers ook overtuigd waren van het 'exessieve politiegeweld' tijdens de rellen, er had toch een belletje mogen gaan rinkelen over het feit dat de familie van het meisje zelf de dood van hun dochter niet wilden aanklagen, naar verluid omdat ze geen publiciteit wilden.
Die aangifte leidde wel tot een officiëel onderzoek en heeft dat openbaar ministerie inmiddels afgerond. De conclusie: het verhaal is pure onzin. Sterker nog, het is verzonnen door iemand, die een financiëel slaatje uit de rellen wilde slaan. Een Hongaarse werknemer van een kleine bouwonderneming heeeft het tranentrekkende verhaal van de dood van zijn dochtertje verzonnen om de Oostenrijkse eigenaar 300.000 forint uit de zakken te kloppen. Hij had geen geld voor de begrafenis, zei hij. Hij kreeg zijn geld.
De man blijkt inmiddels naar de andere kant van Hongarije verhuisd te zijn. Hij heeft overigens inderdaad een dochter, van dertien, maar die woont niet eens bij hem, maar bij haar grootouders ergens op het platteland. Misschien maar beter ook, als je vader tot zulk morbide bedrog in staat is.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
donderdag 30 november 2006
POLITIEK CABARET
Het internet is - wie is er verrast over - vergeven van de filmpjes die premier Gyurcsány op de korrel nemen. De meesten zijn flauw en voorspelbaar: het woord leugen speelt een belangrijke rol, en een video met de titel Gyurcsány Execution laat ook weinig te raden over.
Maar het initiatief dat de Hongaarse zender TV2 onlangs nam tot een politiek cabaretprogramma, bleek gelukkig iets vruchtbaarder.
Voor wie geen Hongaars spreekt: de premier spreekt er zijn dank voor uit dat 'de casette' (de band waarop hij zijn partijgenoten vertelt dat de regering in het verleden tegenover de kiezers gelogen heeft en dat hij daarmee wil stoppen) binnen luttele weken dubbel platina heeft gehaald. En hij bedankt een aantal mensen voor dat succes, zoals zijn moeder 'die nooit geloofd heeft dat ik zonder haar hulp iets zou worden', oppositieleider Viktor Orban die de band zo aan het publiek heeft aangeprezen en niet te vergeten 'dit kloteland', een verwijzing naar de vele vloeken in zijn 'platina' productie
maandag 27 november 2006
GESCHIEDENISLES
De conservatieve oppositiepartij Fidesz heeft een gemeenteraadslid uit het zesde district in Boedapest uit de partij gezet, omdat hij graag rondloopt in Nazi-uniform. Let wel: toen het boulevardblad Blikk met die onthulling kwam, wilde Fidesz in eerste instantie niet van zulke drastische maatregelen weten. Weliswaar was de partij niet blij met Zsolt Gyenge's verkleedpartij, maar reden tot maatregelen zag men niet. Pas toen het verhaal door bleek te lekken naar internationale kranten, werd de zaak toch wat te pijnlijk voor de partij.
Gyenge (wiens achternaam ironischerwijze 'Zwak' betekent) schaamt zich overigens absoluut niet voor zijn optreden in SS-uniform. In tegendeel: het is zijn hobby, en als hij geld heeft, geeft hij dat uit aan WO-II uniformen en andere leukigheden uit de Tweede Wereldoorlog. En hij laat zich graag in zijn spulletjes fotograferen. Wat daaraan mis zou kunnen zijn, ontgaat hem ten ene male.
Zo'n vijf procent van de Hongaren schijnt echt anti-semitisch te zijn. Dat komt ongeveer overeen met het Europese gemiddelde. Toch heeft de buitenwereld wel eens het idee dat anti-semitisme in Hongarije erger is dan elders. Dat komt waarschijnlijk, omdat het hier veel openlijker wordt geuit dan elders. Anti-semieten hebben nog niet geleerd, dat dat niet hoort. ....
Dit weekend demonstreerden er weer enkele honderden mensen tegen de regering Gyurcsány. Hun hoofdleuze: "weg met deze communistische, joodse regering." Dat behoeft verder niet veel commentaar.
Gelijktijdig hield Fidesz dit weekend een congres, waar een afgevaardigde uit Somlóvásárhely op het podium een rood-wet gestreepte Arpádvlag uitvouwde. Die vlag mag ooit door het Huis Arpád zijn gebruikt, de laatste gebruikers waren de fascistische Hongaarse Pijlkruisers. Onder die vlag zijn 400.000 Hongaarse joden naar het concentratiekamp gestuurd. Wie doet alsof dat slechts een kleine smet op het blazoen is, laat in ieder geval zien dat hij weinig historisch besef heeft, tenminste, als het om de recente Hongaarse geschiedenis gaat.
Dat is natuurlijk ook zo. De twintigste eeuw is een heikel onderwerp in het geschiedenisonderwijs. De erkenning dat Hongarije in de oorlog fout was, valt nog steeds zwaar. Hongaren wijzen er graag op dat joden onder Horthy niet naar het concentratiekamp werden gestuurd en Hongarije voor veel joden van elders een toevluchtsoord was. En dat is ook zo.
Maar gelijktijdig werden joden door het systeem van al hun bezittingen beroofd en kwamen wel tienduizenden mannen om in de zogenaamde arbeidsdienst, waar ze, ondervoed, slecht gekleed en ongewapend, aan het front loopgraven moesten graven en voor ander zwaar, levensgevaarlijk werk werden ingezet. En de snelheid waarmee de joden werden afgevoerd, toen de Pijlkruisers eenmaal aan de macht kwamen, kende zijn weerga nergens in het Duitse Rijk.
Onder het communisme werd daar, net overigens als in andere communistische landen, nauwelijks over gesproken en ook na die tijd is de Tweede Wereldoorlog een onderwerp beleven waar veel geschiedenisleraren zo snel mogelijk overheen stappen.
De huidige premier Gyurcsány was het eerste Hongaarse regeringshoofd dat in Auschwitz zijn verontschuldigingen heeft aangeboden voor de Hongaarse rol in de Holocaust. Vorig jaar werd in Boedapest een van de meest ontroerende Holocaust-monumenten onthuld die ik ken, een rij schoenen op de kade van de Donau, waar ooit duizenden door de Pijlkruisers werden afgeknald, nadat ze eerst hun schoeisel uit hadden moeten doen. Boedapest heeft inmiddels een Holocaust-museum, maar het museum dat zich bezighoudt met de communistische terreur, was eerder klaar.
Hongarije heeft geen dag, waarop de slachtoffers van het fascisme worden herdacht. Mensen betogen voor de sloop van het monument dat de bevrijding van Boedapest door het Rode Leger herdenkt met het argument dat het geen bevrijding was. Maar dat de komst van de Russen zo'n 50.000 joden in Boedapest het leven redde, dat de Russische tanks voor die mensen inderdaad een bevrijding betekenden, daar staat vrijwel niemand ooit bij stil.
En dus ziet meneer Zwak er geen been in om openlijk te pronken met zijn voorliefde voor Nazi-uniformen en zwaaien demonstranten zonder schaamte met een vlag, hoewel die bij een deel van de oudere Hongaren nog steeds nachtmerries oproept. "We hoeven ons toch niet voor Vadertje Arpád te schamen?" zei iemand op het Fidesz-congres tegen journalisten naar aanleiding van de Arpád-vlag. Dat niet, nee.
Gyenge (wiens achternaam ironischerwijze 'Zwak' betekent) schaamt zich overigens absoluut niet voor zijn optreden in SS-uniform. In tegendeel: het is zijn hobby, en als hij geld heeft, geeft hij dat uit aan WO-II uniformen en andere leukigheden uit de Tweede Wereldoorlog. En hij laat zich graag in zijn spulletjes fotograferen. Wat daaraan mis zou kunnen zijn, ontgaat hem ten ene male.
Zo'n vijf procent van de Hongaren schijnt echt anti-semitisch te zijn. Dat komt ongeveer overeen met het Europese gemiddelde. Toch heeft de buitenwereld wel eens het idee dat anti-semitisme in Hongarije erger is dan elders. Dat komt waarschijnlijk, omdat het hier veel openlijker wordt geuit dan elders. Anti-semieten hebben nog niet geleerd, dat dat niet hoort. ....
Dit weekend demonstreerden er weer enkele honderden mensen tegen de regering Gyurcsány. Hun hoofdleuze: "weg met deze communistische, joodse regering." Dat behoeft verder niet veel commentaar.
Gelijktijdig hield Fidesz dit weekend een congres, waar een afgevaardigde uit Somlóvásárhely op het podium een rood-wet gestreepte Arpádvlag uitvouwde. Die vlag mag ooit door het Huis Arpád zijn gebruikt, de laatste gebruikers waren de fascistische Hongaarse Pijlkruisers. Onder die vlag zijn 400.000 Hongaarse joden naar het concentratiekamp gestuurd. Wie doet alsof dat slechts een kleine smet op het blazoen is, laat in ieder geval zien dat hij weinig historisch besef heeft, tenminste, als het om de recente Hongaarse geschiedenis gaat.
Dat is natuurlijk ook zo. De twintigste eeuw is een heikel onderwerp in het geschiedenisonderwijs. De erkenning dat Hongarije in de oorlog fout was, valt nog steeds zwaar. Hongaren wijzen er graag op dat joden onder Horthy niet naar het concentratiekamp werden gestuurd en Hongarije voor veel joden van elders een toevluchtsoord was. En dat is ook zo.
Maar gelijktijdig werden joden door het systeem van al hun bezittingen beroofd en kwamen wel tienduizenden mannen om in de zogenaamde arbeidsdienst, waar ze, ondervoed, slecht gekleed en ongewapend, aan het front loopgraven moesten graven en voor ander zwaar, levensgevaarlijk werk werden ingezet. En de snelheid waarmee de joden werden afgevoerd, toen de Pijlkruisers eenmaal aan de macht kwamen, kende zijn weerga nergens in het Duitse Rijk.
Onder het communisme werd daar, net overigens als in andere communistische landen, nauwelijks over gesproken en ook na die tijd is de Tweede Wereldoorlog een onderwerp beleven waar veel geschiedenisleraren zo snel mogelijk overheen stappen.
De huidige premier Gyurcsány was het eerste Hongaarse regeringshoofd dat in Auschwitz zijn verontschuldigingen heeft aangeboden voor de Hongaarse rol in de Holocaust. Vorig jaar werd in Boedapest een van de meest ontroerende Holocaust-monumenten onthuld die ik ken, een rij schoenen op de kade van de Donau, waar ooit duizenden door de Pijlkruisers werden afgeknald, nadat ze eerst hun schoeisel uit hadden moeten doen. Boedapest heeft inmiddels een Holocaust-museum, maar het museum dat zich bezighoudt met de communistische terreur, was eerder klaar.
Hongarije heeft geen dag, waarop de slachtoffers van het fascisme worden herdacht. Mensen betogen voor de sloop van het monument dat de bevrijding van Boedapest door het Rode Leger herdenkt met het argument dat het geen bevrijding was. Maar dat de komst van de Russen zo'n 50.000 joden in Boedapest het leven redde, dat de Russische tanks voor die mensen inderdaad een bevrijding betekenden, daar staat vrijwel niemand ooit bij stil.
En dus ziet meneer Zwak er geen been in om openlijk te pronken met zijn voorliefde voor Nazi-uniformen en zwaaien demonstranten zonder schaamte met een vlag, hoewel die bij een deel van de oudere Hongaren nog steeds nachtmerries oproept. "We hoeven ons toch niet voor Vadertje Arpád te schamen?" zei iemand op het Fidesz-congres tegen journalisten naar aanleiding van de Arpád-vlag. Dat niet, nee.
vrijdag 24 november 2006
GEEN REFERENDUM OVER GRATIS BIER
Helaas, het Hongaarse kiesbureau heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden over de vraag of bier in café's in het vervolg gratis moet zijn. Jammer, want dat referendum zou, behalve door kroegbazen en leden van de blauwe knoop, waarschijnlijk door iedereen zijn toegejuicht. Maar volgens het kiesbureau zou zo'n volksraadpleging het vrije ondernemerschap in gevaar brengen en dat staat haaks op de EU-regelgeving.
De bedenker van het referendum, een zekere K.K., had nog wat andere biergerelateerde vragen in petto, maar ook die zijn afgewezen. Zo wilde hijweten of het volk het ermee eens was dat bier in toekomst alleen nog maar in daartoe bevoegde kroegen verkrijgbaar zou zijn (en niet meer in de supermarkt), en of instellingen die bier verstrekken (kroegen dus) staats- of gemeente-eigendom moeten worden.
Absurde vragen? Als het aan de oppositiepartij Fidesz ligt, gaan Hongaren binnenkort naar de stembus om erover te beslissen of bepaalde medicijnen, asperine bijvoorbeeld, uitsluitend in de apotheek mogen worden verkocht. In tegenstelling tot bier, dat je bij iedere supermarkt kunt krijgen, is de verstrekking van medicijnen, alle medicijnen, in Hongarije voorbehouden tot de apotheek....
Dat wil de regering veranderen. Vrij verkrijgbare medicijnen zoals pijnstillers en rennies moet in het vervolg ook elders, bijvoorbeeld bij de drogist, in de supermarkt of bij de benzinepomp verkrijgbaar zijn. Daar mogen ze overigens niet zomaar in het schap, maar moeten ze uit voorzorg in een afgesloten kast liggen.
De Hongaarse apotheken staan op hun achterste poten. Formeel, omdat het gevaarlijk zou zijn, dan zouden mensen maar van alles gaan slikken, zonder dat daar enige controle op is. Alsof ik door een apotheker ooit ben gevraagd of ik misschien nog andere medicijnen slik, als ik om een pijnstiller vroeg.
In werkelijkheid spelen andere belangen natuurlijk een rol, belangen die niets met de patiënt/consument te maken hebben, maar alles met de positie en het inkomen van de apotheker. Dat weet Fidesz ook best, maar daar gaat het niet om. Als er maar campagne gevoerd kan worden, want dat is de wijze, waarop de partij momenteel oppositie voert: niet met debatten in het parlement, maar met demonstraties en verkiezingsposters op straat.
En dus worden ook oude paarden van stal gehaald, zoals het referendum over de vraag, of ziekenhuizen geprivatiseerd mogen worden of (in tegenstelling tot café's) door de staat, dan wel de gemeente moeten worden beheerd. Er schijnt in Hongarije geen beperking te zijn, hoe vaak je zo'n vraag aan het volk mag voorleggen, want hoewel de Hongaren daar twee jaar geleden al een keer over hebben gestemd, mag dit referendum van de kiescommissie wel.
Overigens mogen de Hongaren, net zo min als over gratis bier, beslissen of ze het doktersbezoek en studeren gratis willen houden. In dit geval gaat het er niet om dat een eigen bijdrage bij de arts of collegegeld voor studenten de vrije markt economie zouden bedreigen. Maar volgens de wet zijn referenda die een directe invloed op de begroting hebben, verboden. Wat, lijkt me, een extra reden is om een volksraadpleging over gratis bier te verbieden.
De bedenker van het referendum, een zekere K.K., had nog wat andere biergerelateerde vragen in petto, maar ook die zijn afgewezen. Zo wilde hijweten of het volk het ermee eens was dat bier in toekomst alleen nog maar in daartoe bevoegde kroegen verkrijgbaar zou zijn (en niet meer in de supermarkt), en of instellingen die bier verstrekken (kroegen dus) staats- of gemeente-eigendom moeten worden.
Absurde vragen? Als het aan de oppositiepartij Fidesz ligt, gaan Hongaren binnenkort naar de stembus om erover te beslissen of bepaalde medicijnen, asperine bijvoorbeeld, uitsluitend in de apotheek mogen worden verkocht. In tegenstelling tot bier, dat je bij iedere supermarkt kunt krijgen, is de verstrekking van medicijnen, alle medicijnen, in Hongarije voorbehouden tot de apotheek....
Dat wil de regering veranderen. Vrij verkrijgbare medicijnen zoals pijnstillers en rennies moet in het vervolg ook elders, bijvoorbeeld bij de drogist, in de supermarkt of bij de benzinepomp verkrijgbaar zijn. Daar mogen ze overigens niet zomaar in het schap, maar moeten ze uit voorzorg in een afgesloten kast liggen.
De Hongaarse apotheken staan op hun achterste poten. Formeel, omdat het gevaarlijk zou zijn, dan zouden mensen maar van alles gaan slikken, zonder dat daar enige controle op is. Alsof ik door een apotheker ooit ben gevraagd of ik misschien nog andere medicijnen slik, als ik om een pijnstiller vroeg.
In werkelijkheid spelen andere belangen natuurlijk een rol, belangen die niets met de patiënt/consument te maken hebben, maar alles met de positie en het inkomen van de apotheker. Dat weet Fidesz ook best, maar daar gaat het niet om. Als er maar campagne gevoerd kan worden, want dat is de wijze, waarop de partij momenteel oppositie voert: niet met debatten in het parlement, maar met demonstraties en verkiezingsposters op straat.
En dus worden ook oude paarden van stal gehaald, zoals het referendum over de vraag, of ziekenhuizen geprivatiseerd mogen worden of (in tegenstelling tot café's) door de staat, dan wel de gemeente moeten worden beheerd. Er schijnt in Hongarije geen beperking te zijn, hoe vaak je zo'n vraag aan het volk mag voorleggen, want hoewel de Hongaren daar twee jaar geleden al een keer over hebben gestemd, mag dit referendum van de kiescommissie wel.
Overigens mogen de Hongaren, net zo min als over gratis bier, beslissen of ze het doktersbezoek en studeren gratis willen houden. In dit geval gaat het er niet om dat een eigen bijdrage bij de arts of collegegeld voor studenten de vrije markt economie zouden bedreigen. Maar volgens de wet zijn referenda die een directe invloed op de begroting hebben, verboden. Wat, lijkt me, een extra reden is om een volksraadpleging over gratis bier te verbieden.
woensdag 22 november 2006
WORDT VERVOLGD (2)
Hoe versla je de Hongaarse burocratie? Door niets te doen, misschien. In ieder geval heeft niets, of in ieder geval knap weinig doen ons uiteindelijk, na anderhalf jaar wachten, onze kinderbijslag opgeleverd.
Niet alleen hebben we sinds enkele weken het officiële besluit in huis dat we kinderbijslag krijgen, ook hebben we, ditmaal echt zonder dat we daar verder ook maar iets aan hebben gedaan, de nabetaling van de kinderbijslag van de afgelopen anderhalf jaar gekregen. Zolang geleden was het dat we de eerste aanvraag hebben ingediend.
Zo'n 150.000 forint, zeg 3600 euro, dat is toch een leuk bedrag voor de feestdagen. Plus het feit dat we ook nog recht hebben op belastingteruggave, want als je eenmaal kinderbijslag krijgt, krijg je ook nog eens een belastingkorting. Ik had me eigenlijk nooit gerealiseerd dat het Hongaarse vadertje staat zo royaal was voor burgers die hun best doen om het Hongaarse volk voor uitsterven te behoeden.
Het officiële besluit kwam extra onverwacht, omdat het er een paar weken eerder op leek dat we nog eindeloos op ons geld zouden moeten wachten. Een zoveelste telefoontje naar de behandelende ambtenaar leverde alleen maar op dat de man nog steeds, inmiddels al sinds een jaar, op een formulier van de Sociale Verzekeringsbank zat te wachten. Een formulier dat die SVB, zo hadden ze mij een half jaar geleden al verteld verteld, nooit zou opsturen omdat wij niet ín hun systeem voorkwamen'.
Uiteindelijk schijnt het ook zonder dat formulier gelukt te zijn. Wat de Hongaarse schatkist bewogen heeft ons ons geld te geven, zal wel altijd een raadsel blijven. Misschien dat iemand eindelijk de moeite heeft gedaan om de betreffende EU-wetgeving na te kijken, die volgens de Sociale Verzekeringsbank erg duidelijk schijnt te zijn op dit punt: kinderbijslag krijg je in het land waar je je belasting betaalt.
Maar misschien heeft de behandelende ambtenaar er gewoon genoeg van gekregen na om anderhalf jaar nog steeds ons dossier op zijn bureau te hebben rondslingeren.
Niet alleen hebben we sinds enkele weken het officiële besluit in huis dat we kinderbijslag krijgen, ook hebben we, ditmaal echt zonder dat we daar verder ook maar iets aan hebben gedaan, de nabetaling van de kinderbijslag van de afgelopen anderhalf jaar gekregen. Zolang geleden was het dat we de eerste aanvraag hebben ingediend.
Zo'n 150.000 forint, zeg 3600 euro, dat is toch een leuk bedrag voor de feestdagen. Plus het feit dat we ook nog recht hebben op belastingteruggave, want als je eenmaal kinderbijslag krijgt, krijg je ook nog eens een belastingkorting. Ik had me eigenlijk nooit gerealiseerd dat het Hongaarse vadertje staat zo royaal was voor burgers die hun best doen om het Hongaarse volk voor uitsterven te behoeden.
Het officiële besluit kwam extra onverwacht, omdat het er een paar weken eerder op leek dat we nog eindeloos op ons geld zouden moeten wachten. Een zoveelste telefoontje naar de behandelende ambtenaar leverde alleen maar op dat de man nog steeds, inmiddels al sinds een jaar, op een formulier van de Sociale Verzekeringsbank zat te wachten. Een formulier dat die SVB, zo hadden ze mij een half jaar geleden al verteld verteld, nooit zou opsturen omdat wij niet ín hun systeem voorkwamen'.
Uiteindelijk schijnt het ook zonder dat formulier gelukt te zijn. Wat de Hongaarse schatkist bewogen heeft ons ons geld te geven, zal wel altijd een raadsel blijven. Misschien dat iemand eindelijk de moeite heeft gedaan om de betreffende EU-wetgeving na te kijken, die volgens de Sociale Verzekeringsbank erg duidelijk schijnt te zijn op dit punt: kinderbijslag krijg je in het land waar je je belasting betaalt.
Maar misschien heeft de behandelende ambtenaar er gewoon genoeg van gekregen na om anderhalf jaar nog steeds ons dossier op zijn bureau te hebben rondslingeren.
maandag 20 november 2006
CONTROLEUR
Op de achterbank in de bus zitten twee potige mannen met elkaar te praten. Zodra de deur sluit, veren ze overeind en vissen uit hun zak een rode band. Kaartjescontrole! In het verleden zag je controleurs vooral in de metro, en heel af en toe op de tram, maar sinds de BKV, het Boedapester openbaar vervoerbedrijf een keer een paar weken heel strikt alle reizigers bij de metro controleerde en de kaartverkoop min of meer verdubbelde, wordt er op alle lijnen wat vaker overal gecontroleerd.
Tegenover mij zit een man, wellicht nog steviger dan de twee controleurs. Als hij de rode band ziet, kijkt hij wat schuldbewust op. "Ik stap uit", zegt hij. De controleur knikt. "Gaat uw gang", antwoordt hij en loopt tot mijn stomme verbazing zonder verder iets te vragen naar de volgende. Twee passagiers later is het weer raak. "Ik stap uit." "Gaat uw gang." Hij loopt door naar voren.
Als de bus stopt, staat de man tegenover mij inderdaad op. Hij gaat in de open deur staan, wachtend op wat de controleur doet. Als die blijft zitten, stapt hij, net voor de deuren sluiten, daadwerkelijk uit. Als we wegrijden, zie ik hem met een berustende blik op de volgende bus staan wachten.
Tegenover mij neemt een oudere dame plaats, leeftijd wat onbestemd. De controleur komt weer aanlopen en vraagt om haar kaartje. Ze kijkt hem vernietigend aan. "Ik ben 65", snauwt ze hem toe, de leeftijd waarop je als bejaarde - voorlopig in ieder geval nog - gratis mag reizen. Hij druipt af. Ik bekijk haar eens goed. Ze kan 65 zijn, maar ook zestig, of ouder, of jonger. Wie zal het zeggen? In ieder geval niet de controleur, die haar om geen pas of wat dan ook heeft gevraagd.
Geen wonder dat de BKV in de financiele problemen zit. Geen wonder dat de prijs van de kaartjes steeds omhoog gaat. Dit soort controle lijkt meer op bezigheidstherapie dan op een serieuze poging om zwartrijders te pakken.
Maar één advies: als toerist kun je er beter niet op vertrouwen dat BKV-controleurs hun werk niet goed doen. Met buitenlanders die - al dan niet terecht - beweren dat ze niet doorhadden dat je bij iedere keer dat je overstapt, een nieuw kaartje moet afstempelen, hebben BKV-controleurs geen enkel mededogen.
Tegenover mij zit een man, wellicht nog steviger dan de twee controleurs. Als hij de rode band ziet, kijkt hij wat schuldbewust op. "Ik stap uit", zegt hij. De controleur knikt. "Gaat uw gang", antwoordt hij en loopt tot mijn stomme verbazing zonder verder iets te vragen naar de volgende. Twee passagiers later is het weer raak. "Ik stap uit." "Gaat uw gang." Hij loopt door naar voren.
Als de bus stopt, staat de man tegenover mij inderdaad op. Hij gaat in de open deur staan, wachtend op wat de controleur doet. Als die blijft zitten, stapt hij, net voor de deuren sluiten, daadwerkelijk uit. Als we wegrijden, zie ik hem met een berustende blik op de volgende bus staan wachten.
Tegenover mij neemt een oudere dame plaats, leeftijd wat onbestemd. De controleur komt weer aanlopen en vraagt om haar kaartje. Ze kijkt hem vernietigend aan. "Ik ben 65", snauwt ze hem toe, de leeftijd waarop je als bejaarde - voorlopig in ieder geval nog - gratis mag reizen. Hij druipt af. Ik bekijk haar eens goed. Ze kan 65 zijn, maar ook zestig, of ouder, of jonger. Wie zal het zeggen? In ieder geval niet de controleur, die haar om geen pas of wat dan ook heeft gevraagd.
Geen wonder dat de BKV in de financiele problemen zit. Geen wonder dat de prijs van de kaartjes steeds omhoog gaat. Dit soort controle lijkt meer op bezigheidstherapie dan op een serieuze poging om zwartrijders te pakken.
Maar één advies: als toerist kun je er beter niet op vertrouwen dat BKV-controleurs hun werk niet goed doen. Met buitenlanders die - al dan niet terecht - beweren dat ze niet doorhadden dat je bij iedere keer dat je overstapt, een nieuw kaartje moet afstempelen, hebben BKV-controleurs geen enkel mededogen.
zondag 19 november 2006
SKIPAK
Het mag buiten achttien graden zijn, maar het is ook midden november. En dat betekent dat mutsen op en skipakken aan. Zodra de temperatuur onder de zestien graden zakt, gaat geen kind meer zonder muts de straat op, en wee de moeder die daar anders over denkt: binnen de kortste keren heb je een oudere dame aan je broek die je vermanend toespreekt over zoveel onverantwoord gedrag.
Die mutsen zie je soms zelfs op koele zomerdagen. Maar de winterkleding komt onherroepelijk uit de kast zodra het 1 november is geweest, en zeker als het in de eerste week van november koud was, zoals dit jaar. En winterkleding betekent voor kleine kinderen veelal een skipak, zo’n gewatteerd geval dat je van top tot teen warm hout.
Deze week liep ik door de stad, het was een graad of achttien en ik had net zelf mijn jas uitgetrokken. Van de andere kant kwam een schoolklas, kindertjes twee aan twee hand in hand. Pakweg de helft was in een skipak gehuld, de rest droeg winterjassen, allemaal hadden ze hun muts op en een deel had ook nog een wollen sjaal om de hals.
Zo hadden hun moeders hen ’s ochtends naar school gestuurd, en zo hadden de juffen hen dus meegenomen op dit klassenuitstapje, want wie ben je om als juf ’s moeders wijsheid in twijfel te trekken, zelfs al vallen de mussen van het dak?
Nu hadden de juffen wat betreft die skipakken waarschijnlijk ook niet zoveel keuze, want onder de pakken zit vaak niet zo heel veel aan kleding: een T-shirt met korte mouwen, een mayo, een dunne broek, precies de goede kleding om het de rest van de dag uit te houden in de oververhitte klaslokalen waarin de kinderen les krijgen.
Het is niet alleen op een warme herfstdag dat die kinderen de pineut zijn. Zo’n skipak is lastig aan en uittrekken, dus als kleine Gabor of Zsófi eindelijk is aangekleed, is de kans groot dat het pak aanblijft tot ze weer thuis zijn. Dus zie je ’s winters regelmatig totaal bezwete kleintjes achter hun ouders aansjokken in een toch al veel te warm winkelcentrum, om zelfs in de tropische kas van de dierentuin.
Dat kinderen ook oververhit kunnen raken, schijnt bij de ouders niet op te komen, hoewel je de moeders zelfs soms ziet lopen met niet meer dan een dun vest aan. De juffen bij het schoolklasje waren goed op het weer gekleed, met niet meer dan een truitje met lange mouwen. De regel ‘als mijn moeder het koud heeft, moet ik een trui aan’ gaat duidelijk op. Maar van ‘als mijn moeder het warm heeft, mag ik mijn skipak uit’ is duidelijk geen sprake.
Die mutsen zie je soms zelfs op koele zomerdagen. Maar de winterkleding komt onherroepelijk uit de kast zodra het 1 november is geweest, en zeker als het in de eerste week van november koud was, zoals dit jaar. En winterkleding betekent voor kleine kinderen veelal een skipak, zo’n gewatteerd geval dat je van top tot teen warm hout.
Deze week liep ik door de stad, het was een graad of achttien en ik had net zelf mijn jas uitgetrokken. Van de andere kant kwam een schoolklas, kindertjes twee aan twee hand in hand. Pakweg de helft was in een skipak gehuld, de rest droeg winterjassen, allemaal hadden ze hun muts op en een deel had ook nog een wollen sjaal om de hals.
Zo hadden hun moeders hen ’s ochtends naar school gestuurd, en zo hadden de juffen hen dus meegenomen op dit klassenuitstapje, want wie ben je om als juf ’s moeders wijsheid in twijfel te trekken, zelfs al vallen de mussen van het dak?
Nu hadden de juffen wat betreft die skipakken waarschijnlijk ook niet zoveel keuze, want onder de pakken zit vaak niet zo heel veel aan kleding: een T-shirt met korte mouwen, een mayo, een dunne broek, precies de goede kleding om het de rest van de dag uit te houden in de oververhitte klaslokalen waarin de kinderen les krijgen.
Het is niet alleen op een warme herfstdag dat die kinderen de pineut zijn. Zo’n skipak is lastig aan en uittrekken, dus als kleine Gabor of Zsófi eindelijk is aangekleed, is de kans groot dat het pak aanblijft tot ze weer thuis zijn. Dus zie je ’s winters regelmatig totaal bezwete kleintjes achter hun ouders aansjokken in een toch al veel te warm winkelcentrum, om zelfs in de tropische kas van de dierentuin.
Dat kinderen ook oververhit kunnen raken, schijnt bij de ouders niet op te komen, hoewel je de moeders zelfs soms ziet lopen met niet meer dan een dun vest aan. De juffen bij het schoolklasje waren goed op het weer gekleed, met niet meer dan een truitje met lange mouwen. De regel ‘als mijn moeder het koud heeft, moet ik een trui aan’ gaat duidelijk op. Maar van ‘als mijn moeder het warm heeft, mag ik mijn skipak uit’ is duidelijk geen sprake.
woensdag 15 november 2006
FRADI STAAT NIET ALLEEN
Als in de komende twee weken geen investeerder met veel geld komt, is het lot van de Hongaarse voetbalclub Ferencváros (FTC) bezegeld. De 107-jaar oude club, ooit de meest succesvolle uit de Hongaarse competitie, staat aan de rand van het faillissement. Straks leeft de koosnaam Fradi hooguit verder op amateurniveau. Maar FTC staat niet alleen. ,,Het had vrijwel iedere club uit de hoogste divisie kunnen overkomen’’, aldus János Bánfi, voormalig aanvoerder van het Hongaarse nationale team.
Fradi heeft een schuld van 850 miljoen forint (zo’n 3,3 miljoen euro). Dat zou nog veel hoger zijn, als de club in het verleden niet diverse malen door de Hongaarse regering uit de brand was geholpen en als er in 2001 geen investeerder was geweest die bereid was veel geld in de zaak te steken.
De overname door de joodse zakenman Gábor Várszegi was destijds een grote verrassing, want Fradi’s supporters staan bekend als tamelijk antisemitisch. Várszegi - tevens eigenaar van MTK, een andere Boedapester topdivisieclub - beloofde een investering van 2,4 miljard forint. Maar hij stapte eruit, nadat Fradi-supporters in 2003 na een wedstrijd tegen Debrecen niet alleen de fans, spelers en trainers van hun tegenstander, maar ook hun eigen spelers molesteerden. Várszegi nam toen ook de commerciële rechten op de merknaam Fradi mee, een gevoelige financiële slag....
Sindsdien ging het steeds sneller bergafwaarts. Beloften van andere investeerders bleken niets in te houden. In 2004 verkocht de club zijn sterspeler. Kort daarop werd Fradi uit de eerste ronde van de Champions League gegooid. Vorig jaar kreeg de club als door een wonder nog een licentie voor de topdivisie, maar deze zomer lukte dat niet, en nu speelt Fradi in de eerste divisie. Aangezien de ondergang zich al jaren aftekent, zijn de beste spelers al lang vertrokken. De blijvers hebben al maanden geen salaris gehad.
De kans dat zich nog een investeerder meldt, is zeer klein, schat ook clubvoorzitter Zsolt Damosy in. Volgens hem is er minstens 500 miljoen forint nodig om Fradi van het directe faillissement te redden, en nog eens 1,8 miljard om de rechten op de eigen naam terug te kopen en de club daarmee een financiële basis te geven.
Volgens Bánfi, die enkele jaren geleden betrokken was bij de opstelling van het Hongaarse licentiesysteem, is Fradi’s situatie tekenend voor het hele Hongaarse voetbal, dat nog steeds de erfenis van het communisme met zich meesleept en ernstig in verval is.
Hongaren verwijzen graag naar de jaren vijftig, de jaren van het ‘Gouden Team’ en de legendarische speler Ferenc Puskas (die overigens al jaren ernstig ziek is en sinds afgelopen september in het ziekenhuis ligt).
Maar het Hongaarse nationale team heeft sinds 20 jaar geen groot toernooi meer gewonnen. Hoewel Hongarije samen met Kroatië in 2012 de Europese kampioenschappen wil organiseren, heeft het land niet meegedaan aan de laatste vijf Wereldcups en de laatste negen Europese kampioenschappen. Er is momenteel niet één stadion dat voldoet aan de UEFA-eisen. Binnenlandse topdivisiewedstrijden trekken nauwelijks belangstelling. Gemiddeld komen er 2885 toeschouwers, pakweg even veel als bij een Engelse vierde divisieclub.
Bánfi ziet twee oorzaken voor de problemen. Hoewel Boedapest zes, of zonder Fradi inmiddels vijf topdivisieclubs telt, zijn simpele voetbalveldjes de afgelopen jaren systematisch verdwenen. Jongens voetballen niet meer op straat, steeds minder jongens gaan naar een club en de aanwas van jong talent blijft zwaar achter.
Daarnaast zijn veel voetbalclubs nog steeds niet geprivatiseerd en hebben een heel onduidelijke eigendomsstructuur. In 1998 verzette de toenmalige minister van landbouw zich nog tegen de privatisering van Fradi, dat nauw verbonden was met dit ministerie.
,,In tegenstelling tot het bedrijfsleven heeft in het voetbal nooit een echte reorganisatie plaatsgevonden’’, zegt Bánfi, die schat dat er van de 16 topdivisieclubs eigenlijk zes weg zouden moeten om het Hongaarse voetbal gezond te maken. ,,Voor meer is geen geld en er zijn ook niet meer goede spelers. Maar er zijn teveel financiële belangen en baantjes mee gemoeid om zo’n reorganisatie op gang te krijgen. Het enige dat je kunt hopen is dat de situatie bij Fradi andere clubs en de Voetbalbond de ogen opent.’’
Fradi heeft een schuld van 850 miljoen forint (zo’n 3,3 miljoen euro). Dat zou nog veel hoger zijn, als de club in het verleden niet diverse malen door de Hongaarse regering uit de brand was geholpen en als er in 2001 geen investeerder was geweest die bereid was veel geld in de zaak te steken.
De overname door de joodse zakenman Gábor Várszegi was destijds een grote verrassing, want Fradi’s supporters staan bekend als tamelijk antisemitisch. Várszegi - tevens eigenaar van MTK, een andere Boedapester topdivisieclub - beloofde een investering van 2,4 miljard forint. Maar hij stapte eruit, nadat Fradi-supporters in 2003 na een wedstrijd tegen Debrecen niet alleen de fans, spelers en trainers van hun tegenstander, maar ook hun eigen spelers molesteerden. Várszegi nam toen ook de commerciële rechten op de merknaam Fradi mee, een gevoelige financiële slag....
Sindsdien ging het steeds sneller bergafwaarts. Beloften van andere investeerders bleken niets in te houden. In 2004 verkocht de club zijn sterspeler. Kort daarop werd Fradi uit de eerste ronde van de Champions League gegooid. Vorig jaar kreeg de club als door een wonder nog een licentie voor de topdivisie, maar deze zomer lukte dat niet, en nu speelt Fradi in de eerste divisie. Aangezien de ondergang zich al jaren aftekent, zijn de beste spelers al lang vertrokken. De blijvers hebben al maanden geen salaris gehad.
De kans dat zich nog een investeerder meldt, is zeer klein, schat ook clubvoorzitter Zsolt Damosy in. Volgens hem is er minstens 500 miljoen forint nodig om Fradi van het directe faillissement te redden, en nog eens 1,8 miljard om de rechten op de eigen naam terug te kopen en de club daarmee een financiële basis te geven.
Volgens Bánfi, die enkele jaren geleden betrokken was bij de opstelling van het Hongaarse licentiesysteem, is Fradi’s situatie tekenend voor het hele Hongaarse voetbal, dat nog steeds de erfenis van het communisme met zich meesleept en ernstig in verval is.
Hongaren verwijzen graag naar de jaren vijftig, de jaren van het ‘Gouden Team’ en de legendarische speler Ferenc Puskas (die overigens al jaren ernstig ziek is en sinds afgelopen september in het ziekenhuis ligt).
Maar het Hongaarse nationale team heeft sinds 20 jaar geen groot toernooi meer gewonnen. Hoewel Hongarije samen met Kroatië in 2012 de Europese kampioenschappen wil organiseren, heeft het land niet meegedaan aan de laatste vijf Wereldcups en de laatste negen Europese kampioenschappen. Er is momenteel niet één stadion dat voldoet aan de UEFA-eisen. Binnenlandse topdivisiewedstrijden trekken nauwelijks belangstelling. Gemiddeld komen er 2885 toeschouwers, pakweg even veel als bij een Engelse vierde divisieclub.
Bánfi ziet twee oorzaken voor de problemen. Hoewel Boedapest zes, of zonder Fradi inmiddels vijf topdivisieclubs telt, zijn simpele voetbalveldjes de afgelopen jaren systematisch verdwenen. Jongens voetballen niet meer op straat, steeds minder jongens gaan naar een club en de aanwas van jong talent blijft zwaar achter.
Daarnaast zijn veel voetbalclubs nog steeds niet geprivatiseerd en hebben een heel onduidelijke eigendomsstructuur. In 1998 verzette de toenmalige minister van landbouw zich nog tegen de privatisering van Fradi, dat nauw verbonden was met dit ministerie.
,,In tegenstelling tot het bedrijfsleven heeft in het voetbal nooit een echte reorganisatie plaatsgevonden’’, zegt Bánfi, die schat dat er van de 16 topdivisieclubs eigenlijk zes weg zouden moeten om het Hongaarse voetbal gezond te maken. ,,Voor meer is geen geld en er zijn ook niet meer goede spelers. Maar er zijn teveel financiële belangen en baantjes mee gemoeid om zo’n reorganisatie op gang te krijgen. Het enige dat je kunt hopen is dat de situatie bij Fradi andere clubs en de Voetbalbond de ogen opent.’’
maandag 6 november 2006
EEN GEZONDE ECONOMIE MET EEN ZIEK HUISHOUDBOEKJE
We leven slechter dan vier jaar geleden’. Met die verkiezingsleuze probeerde de Hongaarse oppositiepartij Fidesz de kiezers dit voorjaar voor zich te winnen. Als het over leugens in de Hongaarse politiek gaat, was die bewering er één van. De demonstraties voor het Hongaarse parlement en de rellen van de afgelopen weken doen anders vermoeden, maar gemiddeld zijn de lonen in Hongarije de afgelopen vijf jaar reëel met 25 procent gestegen. Zelfs de armsten hebben het beter dan een aantal jaren geleden.
Toen de huidige premier Ferenc Gyurcsány zei dat hij tegenover de kiezer gelogen had over de stand van de economie, had hij het dan ook niet over inkomens, economische groei of werkloosheid. Met een werkloosheid van 7,4 procent is Hongarije er veel beter aan toe dan bijvoorbeeld Polen met zijn 16,5 procent, Slovakije met zijn 15,1 procent en zelfs nog beter dan Tsjechië met zijn 7,9 procent.
De economie groeide de afgelopen jaren gestaag, jaarlijks zo rond de vier procent. In 2005 trok Hongarije 5,2 miljard euro aan nieuwe buitenlandse investeringen en de industriële productie steeg vorig jaar met 10 procent...
Wel zijn er regionaal behoorlijke ontwikkelingsverschillen. West-Hongarije en de regio Boedapest groeien explosief. Rond westelijke steden als Györ heerst zo’n krapte op de arbeidsmarkt dat bedrijven nauwelijks nog personeel kunnen vinden. Maar in Oost-Hongarije is de werkloosheid nog steeds vrij hoog, al beginnen steeds meer investeerders juist om die reden die kant op te trekken te trekken.
Met zulke cijfers zou er eigenlijk weinig mis moeten zijn met de Hongaarse economie. Het grote probleem is echter de enorme staatsschuld, en dat is de schuldvan de politiek. ,,Regerende politieke partijen zijn vlak voor en na de verkiezingen niet bereid de hand op de knip te houden’’, aldus Sándor Richter, econoom van het Weense Instituut voor Internationale Economische Studies. Zo besloot de socialistische premier Péter Medgyessy 4,5 jaar geleden direct na de verkiezingen tot een loonsverhoging van 50 procent voor al het (semi-) overheidspersoneel.
De omgang van het begrotingstekort wordt stelselmatig verbloemd met creatief boekhouden. Zo hebben alle vorige regeringen de aanleg van nieuwe snelwegen en andere dure uitgaven buiten de boeken gehouden. Op lokaal niveau gebeurde hetzelfde. Ook de enorme verliezen van openbaar vervoerbedrijven zoals de spoorwegen en het lokale transport in Boedapest zijn altijd maar ten dele meegerekend.
Toen premier Gyurcsány na de verkiezingen in mei tegenover zijn partijgenoten over leugens sprak, had hij het precies hierover. Hij kondigde toen tevens aan dat hij aan die praktijk een einde zou maken, en dat heeft hij ook gedaan. In de meest recente Hongaarse begroting zijn alle uitgaven echt verwerkt. En dan blijkt Hongarije het torenhoge van 10,1 procent te hebben..
In financiële kringen werden de officiële cijfers al sinds jaren betwijfeld. Al in mei waarschuwde de Europese Commissaris voor Economische Zaken Joaquin Almunia dat Hongarije dringend maatregelen moest nemen om het budget weer in de hand te krijgen. In Brussel wordt daarom ook groot belang gehecht aan het bezuinigingsprogramma dat de Hongaarse regering heeft gepresenteerd.
Volgens Richter zou dat driejarige programma de budgetproblemen inderdaad weer in de hand moeten krijgen. Maar hij vraagt zich of de regering de moed heeft het programma tot het einde toe door te voeren, gezien de verkiezingen die er in 2010 weer aankomen.
De burger betaalt nu de prijs voor een staat die pakweg negen jaar op te grote voet heeft geleefd, in de vorm van hogere belastingen, afschaffing van allerlei subsidies op bijvoorbeeld energie (met een compensatie voor de allerarmsten), duurdere medicijnen en medische zorg, collegegeld op de universiteit, een hoge inflatie en een reële inkomensachteruitgang van 0,3 procent.
Dat dat tot onrust leidt, is niet verwonderlijk, vooral niet, omdat een deel van de Hongaren, zelfs degenen die het aantoonbaar beter hebben dan een aantal jaren geleden, de verkiezingsslogan van Fidesz met graagte gelooft. Maar Hongarije heeft geen andere keuze, dan het huidge beleid doorzetten, waarschuwde de Europese Commissie deze week.
Het slechtste wat Hongarije zou kunnen gebeuren, is dat Gyurcsány op zou stappen en Fidesz aan de macht zou komen, meent Richter. Die partij beloofde tijdens de verkiezingen forse belastingverlagingen, een extra maand pensioen en tal van andere maatregelen.
Gezien de commotie over Gyurcsány’s leugens kan een nieuwe regering eigenlijk niet terugkomen van die beloften. ,,Maar de gevolgen van radicale belastingverlaging zonder een bezuinigingsprogramma zouden waarschijnlijk tot een diepe financiële krisis leiden’’.
Toen de huidige premier Ferenc Gyurcsány zei dat hij tegenover de kiezer gelogen had over de stand van de economie, had hij het dan ook niet over inkomens, economische groei of werkloosheid. Met een werkloosheid van 7,4 procent is Hongarije er veel beter aan toe dan bijvoorbeeld Polen met zijn 16,5 procent, Slovakije met zijn 15,1 procent en zelfs nog beter dan Tsjechië met zijn 7,9 procent.
De economie groeide de afgelopen jaren gestaag, jaarlijks zo rond de vier procent. In 2005 trok Hongarije 5,2 miljard euro aan nieuwe buitenlandse investeringen en de industriële productie steeg vorig jaar met 10 procent...
Wel zijn er regionaal behoorlijke ontwikkelingsverschillen. West-Hongarije en de regio Boedapest groeien explosief. Rond westelijke steden als Györ heerst zo’n krapte op de arbeidsmarkt dat bedrijven nauwelijks nog personeel kunnen vinden. Maar in Oost-Hongarije is de werkloosheid nog steeds vrij hoog, al beginnen steeds meer investeerders juist om die reden die kant op te trekken te trekken.
Met zulke cijfers zou er eigenlijk weinig mis moeten zijn met de Hongaarse economie. Het grote probleem is echter de enorme staatsschuld, en dat is de schuldvan de politiek. ,,Regerende politieke partijen zijn vlak voor en na de verkiezingen niet bereid de hand op de knip te houden’’, aldus Sándor Richter, econoom van het Weense Instituut voor Internationale Economische Studies. Zo besloot de socialistische premier Péter Medgyessy 4,5 jaar geleden direct na de verkiezingen tot een loonsverhoging van 50 procent voor al het (semi-) overheidspersoneel.
De omgang van het begrotingstekort wordt stelselmatig verbloemd met creatief boekhouden. Zo hebben alle vorige regeringen de aanleg van nieuwe snelwegen en andere dure uitgaven buiten de boeken gehouden. Op lokaal niveau gebeurde hetzelfde. Ook de enorme verliezen van openbaar vervoerbedrijven zoals de spoorwegen en het lokale transport in Boedapest zijn altijd maar ten dele meegerekend.
Toen premier Gyurcsány na de verkiezingen in mei tegenover zijn partijgenoten over leugens sprak, had hij het precies hierover. Hij kondigde toen tevens aan dat hij aan die praktijk een einde zou maken, en dat heeft hij ook gedaan. In de meest recente Hongaarse begroting zijn alle uitgaven echt verwerkt. En dan blijkt Hongarije het torenhoge van 10,1 procent te hebben..
In financiële kringen werden de officiële cijfers al sinds jaren betwijfeld. Al in mei waarschuwde de Europese Commissaris voor Economische Zaken Joaquin Almunia dat Hongarije dringend maatregelen moest nemen om het budget weer in de hand te krijgen. In Brussel wordt daarom ook groot belang gehecht aan het bezuinigingsprogramma dat de Hongaarse regering heeft gepresenteerd.
Volgens Richter zou dat driejarige programma de budgetproblemen inderdaad weer in de hand moeten krijgen. Maar hij vraagt zich of de regering de moed heeft het programma tot het einde toe door te voeren, gezien de verkiezingen die er in 2010 weer aankomen.
De burger betaalt nu de prijs voor een staat die pakweg negen jaar op te grote voet heeft geleefd, in de vorm van hogere belastingen, afschaffing van allerlei subsidies op bijvoorbeeld energie (met een compensatie voor de allerarmsten), duurdere medicijnen en medische zorg, collegegeld op de universiteit, een hoge inflatie en een reële inkomensachteruitgang van 0,3 procent.
Dat dat tot onrust leidt, is niet verwonderlijk, vooral niet, omdat een deel van de Hongaren, zelfs degenen die het aantoonbaar beter hebben dan een aantal jaren geleden, de verkiezingsslogan van Fidesz met graagte gelooft. Maar Hongarije heeft geen andere keuze, dan het huidge beleid doorzetten, waarschuwde de Europese Commissie deze week.
Het slechtste wat Hongarije zou kunnen gebeuren, is dat Gyurcsány op zou stappen en Fidesz aan de macht zou komen, meent Richter. Die partij beloofde tijdens de verkiezingen forse belastingverlagingen, een extra maand pensioen en tal van andere maatregelen.
Gezien de commotie over Gyurcsány’s leugens kan een nieuwe regering eigenlijk niet terugkomen van die beloften. ,,Maar de gevolgen van radicale belastingverlaging zonder een bezuinigingsprogramma zouden waarschijnlijk tot een diepe financiële krisis leiden’’.
Abonneren op:
Posts (Atom)