Hongarije schijnt per hoofd van de bevolking de hoogste alcoholconsumptie in de EU te hebben. Gemiddeld drinken Hongaren twintig liter pure alcohol per jaar. Alleen de inwoners van Bulgarije, Letland, Litouwen en verrassenderwijs het islamitische Turkije doen hen dat na. Gemiddeld drinken Europeanen 11 liter per jaar.
De Hongaarse consumptie (maar ook die in andere Centraal- en Oost-Europese landen) zou zelfs nog wel eens hoger kunnen liggen, aangezien het moeilijk na te gaan is hoeveel liter házibor (zelfgemaakte huiswijn) en thuisgestookte palinka in de kelen verdwijnen.
Wie ooit traditionele gastvrijheid in in een Hongaars dorp heeft genoten, weet dat je daar om een glas alcohol nauwelijks heenkomt, zelfs niet 's ochtends vroeg. Drank is letterlijk overal verkrijgbaar,
niet alleen in de supermarkt, maar ook bij vrijwel ieder klein eettentje en snackbarretje, waar je arbeiders hun gebraden worst ziet wegspoelen met een miniflesje palinka. Auto rijden mogen ze daarna niet meer, maar niemand weerhoudt hen om vervolgens een hoge stelling op te klimmen.
Dronken mensen horen tot het straatbeeld, al zie je hen zelden geweldadig worden. Eerder vallen ze in slaap. Ooit zag ik ergens in een dorp midden op de dag een taxi stoppen. De chauffeur sjorde zijn totaal bezopen passagier uit de wagen en liet hem voor een huis in de berm liggen. Even later kwam een vrouw naar buiten met een touw, dat ze de man om het middel bond en vervolgens aan het hek bevestigde. Kon hij tenminste niet de straat oprollen.
Een Poolse vriend van ons keek in Boedaepst zijn ogen uit. In Polen, toch bepaald geen land van geheelonthouders, wordt al veel langer opgetreden om de hoge alcoholconsumptie aan te pakken. Daar staat drank in de supermarkt in een aparte afdeling, als de supermarkt al drank verkoopt. Op het Centraal Station in Warschau zul je bij de tientallen winkeltjes die de vertrekkende reiziger eten aanbieden, niet één vinden die zelfs maar een pilsje verkoopt. Op straat drinken komt je in Polen op een forse boete te staan.
Polen kent ook al langer een verbod op alcoholreclames, een van de maatregelen die de Hongaarse regering na het verschijnen van het EU-rapport schijnt te overwegen. Ook zijn er plannen om de verkoop van drank aan banden te leggen. Per 1 september gaat de accijns op alcohol al omhoog. Dat heeft overigens minder met de gezondheid van de burgers, als wel met die van de schatkist te maken.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
dinsdag 29 augustus 2006
maandag 28 augustus 2006
ECOLOGISCHE BOER
Toen Hongaarse boeren vorig jaar de straat opgingen om te protesteren tegen de achterlopende uitbetaling van EU-landbouwsubsidies, stond Géza Varga als een van de woordvoerders vooraan in de strijd. Maar echt zinnig vond hij de acties destijds niet. ,,Ik realiseerde me heel goed dat de Hongaarse regering sinds het EU-lidmaatschap maar beperkte zeggenschap over het landbouwbeleid heeft, en dat we met onze tractoren eigenlijk in Brussel moesten wezen’’, zegt de ecologische boer die dit voorjaar namens de groene partij Ekőlánc kandidaat stond voor de parlementsverkiezingen.
De Hongaarse boerenstand is slecht georganiseerd. Naast de Landbouwkamer, die hoofdzakelijk enkele honderden grote agrarische ondernemingen vertegenwoordigt, is er de MAGOSz, de organisatie van familiebedrijven, waar in het totaal 20000 van de 215000 geregistreerde boeren lid van zijn. Andere organisaties zijn te klein om mee te tellen.
Varga vertegenwoordigt de MAGOSz in de Confederatie van Europese Boeren, de CPE, maar heeft gelijktijdig de nodige kritiek op de organisatie. ,,Afgelopen voorjaar werden vier MAGOSz-leden namens de oppositiepartij Fidesz gekozen in het parlement. Maar ik denk niet dat het goed is als een belangenbehartigingsorganisatie politiek zo uitgesproken een richting kiest. Dat belemmert de discussie met de andere kant, in dit geval de regering’’.
Mede om die reden richtte Varga vorige herfst samen met een aantal anderen Ekőlánc op, de Ecologische Ketting, een partij die een groen beleid voorstaat en die, aldus Varga, een frisse wind in de Hongaarse politiek moet brengen.
,,Het gaat er niet om of we een linkse of rechtse regering hebben, het gaat er voor ons boeren om wat voor positie die inneemt tegenover zaken als globalisering’’, aldus Varga. Het lukte de partij overigens niet een parlementszetel te bemachtigen. Ekőlánc kon niet op tegen het propagandageweld van de conservatieve Fidesz en de socialistische regeringspartij.
Varga is een weloverwogen anti-globalist. Hij zet kritische noten bij de huidige wereldhandelsovereenkomsten, zonder meteen het kind met het badwater weg te willen gooien. ,,WTO-regels zouden niet voor de landbouw moeten gelden. Europa bouwt nu landbouwsubsidies en douanetarieven af en gooit de markt open voor goedkope suiker uit Brazilië en soja uit Argentinië. Maar het is voor Europese boeren onmogelijk om te concurreren tegen landen, die geen enkel sociaal of milieubeleid hebben. De gevolgen daarvan zouden natuurlijk op de een of andere manier in de handelsverdragen meegewogen moeten worden’’.
Het is te gek, zegt hij, dat in Hongarije, een buitengewoon geschikt akkerbouwland, de graanschuren vol liggen en de EU enorme interventiesubsidies betaalt, omdat die gewassen als veevoer niet kunnen concurreren tegen soja uit Argentinië die zo goedkoop is dankzij sociaal en ecologisch wanbeleid.
Bij Galgahéviz, een dorp zo’n vijftig kilometer oostelijk van Boedapest, probeert Varga op dorpsniveau te verwezenlijken wat hij op globaal niveau graag zou zien: een samenleving die grotendeels voor zichzelf kan zorgen. Al in 1988 begonnen hij en een aantal andere boeren in het dorp een ecologisch bedrijf. Aanvankelijk wilden ze produceren voor eigen gebruik en voor verkoop in het dorp zelf. Maar inmiddels bewerkt de Galgafarm 300 hectare grond en levert zijn producten aan biowinkels, biomarkten en ook supermarkten in heel Hongarije.
,,We hebben een eigen zuivelbedrijf waar we melk, zure room, kaas, kwark en boter maken en we verwerken onze groente en het fruit ook zelf,’’ zegt hij. Galgafarm is daarnaast de lokale spil van Leader, een EU-project voor regionale ontwikkeling, en heeft een onderwijsafdeling waar boeren uit de wijdere omgeving over ecologische landbouw leren.
Bovendien werkt het bedrijf aan de ontwikkeling van een nieuw ecologisch dorp, aan de rand van Galgahéviz. Er moeten zo’n vijftig huizen komen, die in principe zelfvoorzienend moeten worden wat energie, water en voedsel betreft. ,,De bouw daarvan is inmiddels gestart. De twintig gezinnen die nu in de Galgafarm meedoen, zullen de eerste bewoners zijn, maar we willen ook mensen van buitenaf aantrekken om de zaak mee te bekostigen’’, aldus Varga.
De Hongaarse boerenstand is slecht georganiseerd. Naast de Landbouwkamer, die hoofdzakelijk enkele honderden grote agrarische ondernemingen vertegenwoordigt, is er de MAGOSz, de organisatie van familiebedrijven, waar in het totaal 20000 van de 215000 geregistreerde boeren lid van zijn. Andere organisaties zijn te klein om mee te tellen.
Varga vertegenwoordigt de MAGOSz in de Confederatie van Europese Boeren, de CPE, maar heeft gelijktijdig de nodige kritiek op de organisatie. ,,Afgelopen voorjaar werden vier MAGOSz-leden namens de oppositiepartij Fidesz gekozen in het parlement. Maar ik denk niet dat het goed is als een belangenbehartigingsorganisatie politiek zo uitgesproken een richting kiest. Dat belemmert de discussie met de andere kant, in dit geval de regering’’.
Mede om die reden richtte Varga vorige herfst samen met een aantal anderen Ekőlánc op, de Ecologische Ketting, een partij die een groen beleid voorstaat en die, aldus Varga, een frisse wind in de Hongaarse politiek moet brengen.
,,Het gaat er niet om of we een linkse of rechtse regering hebben, het gaat er voor ons boeren om wat voor positie die inneemt tegenover zaken als globalisering’’, aldus Varga. Het lukte de partij overigens niet een parlementszetel te bemachtigen. Ekőlánc kon niet op tegen het propagandageweld van de conservatieve Fidesz en de socialistische regeringspartij.
Varga is een weloverwogen anti-globalist. Hij zet kritische noten bij de huidige wereldhandelsovereenkomsten, zonder meteen het kind met het badwater weg te willen gooien. ,,WTO-regels zouden niet voor de landbouw moeten gelden. Europa bouwt nu landbouwsubsidies en douanetarieven af en gooit de markt open voor goedkope suiker uit Brazilië en soja uit Argentinië. Maar het is voor Europese boeren onmogelijk om te concurreren tegen landen, die geen enkel sociaal of milieubeleid hebben. De gevolgen daarvan zouden natuurlijk op de een of andere manier in de handelsverdragen meegewogen moeten worden’’.
Het is te gek, zegt hij, dat in Hongarije, een buitengewoon geschikt akkerbouwland, de graanschuren vol liggen en de EU enorme interventiesubsidies betaalt, omdat die gewassen als veevoer niet kunnen concurreren tegen soja uit Argentinië die zo goedkoop is dankzij sociaal en ecologisch wanbeleid.
Bij Galgahéviz, een dorp zo’n vijftig kilometer oostelijk van Boedapest, probeert Varga op dorpsniveau te verwezenlijken wat hij op globaal niveau graag zou zien: een samenleving die grotendeels voor zichzelf kan zorgen. Al in 1988 begonnen hij en een aantal andere boeren in het dorp een ecologisch bedrijf. Aanvankelijk wilden ze produceren voor eigen gebruik en voor verkoop in het dorp zelf. Maar inmiddels bewerkt de Galgafarm 300 hectare grond en levert zijn producten aan biowinkels, biomarkten en ook supermarkten in heel Hongarije.
,,We hebben een eigen zuivelbedrijf waar we melk, zure room, kaas, kwark en boter maken en we verwerken onze groente en het fruit ook zelf,’’ zegt hij. Galgafarm is daarnaast de lokale spil van Leader, een EU-project voor regionale ontwikkeling, en heeft een onderwijsafdeling waar boeren uit de wijdere omgeving over ecologische landbouw leren.
Bovendien werkt het bedrijf aan de ontwikkeling van een nieuw ecologisch dorp, aan de rand van Galgahéviz. Er moeten zo’n vijftig huizen komen, die in principe zelfvoorzienend moeten worden wat energie, water en voedsel betreft. ,,De bouw daarvan is inmiddels gestart. De twintig gezinnen die nu in de Galgafarm meedoen, zullen de eerste bewoners zijn, maar we willen ook mensen van buitenaf aantrekken om de zaak mee te bekostigen’’, aldus Varga.
maandag 14 augustus 2006
AANBIEDING
We gooien met zijn allen in Nederland jaarlijks voor 3 miljard aan voedsel weg, 150 kilo per Nederlander per jaar. Dat is een kleine halve kilo per dag. Daar kun je heel wat hongerige kindertjes in ontwikkelingslanden mee voeden. In andere landen is het niet beter. In Engeland schijnt éénderde van al het eten uiteindelijk in de prullenbak te belanden.
De gewone consument is de hoofdschuldige, want het meeste voedsel wordt thuis weggegooid, omdat veel mensen hun ogen en neus minder vertrouwen dan de uiterste verkoopdatum. Maar restaurants, ziekenhuizen en supermarkten dragen uiteraard ook hun steentje bij. Ze moeten wel, als het voedsel over de uiterste verkoopdatum is, want wee hen als de keuringsdienst van waren hen betrapt met chips die een dag over tijd zijn.
Vooral bij de supermarkten vind dat ik dat toch een curieuze gang van zaken. Ik weet, veel mensen schijnen ervan overtuigd te zijn dat een blik bonen niet meer eetbaar is als de datum op de onderkant verstreken is...
maar veel andere mensen zijn gelukkig slim genoeg om te beseffen dat iets dat een jaar goed blijft, ook nog wel een paar weken (of zelfs maanden) langer eetbaar is. In Hongarije ligt de lat aanzienlijk lager. Te laag, denk ik soms, als ik zelfs bij grote zaken als de Tesco of de Cora mijn weg zorgvuldig tussen de verrotte appels door moet zoeken om een kilo goede exemplaren bij elkaar te krijgen. Zelfs als er kwaliteitsklasse I bij staat, is nog niet gegarandeerd dat alle vruchten in de kist in orde zijn. Maar dat ik tussen die appels moet zoeken, is mij eigenlijk toch liever dan dat de hele boel wordt weggedonderd omdat er een paar beurse exemplaren tussen zitten.
Laat ik eerlijk zijn, als ik weer eens een pak zuur geworden melk openmaak, dan denk ik met weemoed aan de Hollandse keuringsdienst van waren. Overigens heeft het bij die melk zelden met de uiterste houdbaarheidsdatum te maken, want daar let ik bij dat product wel op, maar meer met slordigheid en onkunde. Zet een pallet met melk in een hittegolf een tijdje op de parkeerplaats en zuur succes is verzekerd.
Maar met minder bederfelijke waren heb ik er helemaal geen problemen mee dat de Hongaren wat minder strikt zijn dan Nederlanders. De supermarkt bij ons in de buurt is op zich vrij strict met de data, maar lost het houdbaarheidsprobleem wel creatief op. Producten waar het er niet zo op aankomt, zoals pakjes thee, bonbons of puddingpoeder komen na verstrijken van de houdbaarheidsdatum in een speciale bak, met een dikke sticker erop: 50 procent korting.
Ook inmiddels wat verlepte groente en fruit liggen ergens in de groenteafdeling apart te wachten op een koper met een dunnere beurs. Ze gaan er duidelijk vanuit dat je als consument zelf wel kunt beoordelen of je dat beurse vlekje op de koop toe neemt in ruil voor een forse prijsverlaging.
En reken maar dat er gegadigden zijn in een land waar een groot deel van de bevolking graag zou willen dat ze het Nederlandse minimumloon zouden verdienen. Zelfs als de chocolade van de afgeprijsde kersenbonbons wat wit uitgeslagen is (wat trouwens helemaal geen kwaad kan), smaken ze nog altijd lekkerder dan helemaal geen bonbon.
De gewone consument is de hoofdschuldige, want het meeste voedsel wordt thuis weggegooid, omdat veel mensen hun ogen en neus minder vertrouwen dan de uiterste verkoopdatum. Maar restaurants, ziekenhuizen en supermarkten dragen uiteraard ook hun steentje bij. Ze moeten wel, als het voedsel over de uiterste verkoopdatum is, want wee hen als de keuringsdienst van waren hen betrapt met chips die een dag over tijd zijn.
Vooral bij de supermarkten vind dat ik dat toch een curieuze gang van zaken. Ik weet, veel mensen schijnen ervan overtuigd te zijn dat een blik bonen niet meer eetbaar is als de datum op de onderkant verstreken is...
maar veel andere mensen zijn gelukkig slim genoeg om te beseffen dat iets dat een jaar goed blijft, ook nog wel een paar weken (of zelfs maanden) langer eetbaar is. In Hongarije ligt de lat aanzienlijk lager. Te laag, denk ik soms, als ik zelfs bij grote zaken als de Tesco of de Cora mijn weg zorgvuldig tussen de verrotte appels door moet zoeken om een kilo goede exemplaren bij elkaar te krijgen. Zelfs als er kwaliteitsklasse I bij staat, is nog niet gegarandeerd dat alle vruchten in de kist in orde zijn. Maar dat ik tussen die appels moet zoeken, is mij eigenlijk toch liever dan dat de hele boel wordt weggedonderd omdat er een paar beurse exemplaren tussen zitten.
Laat ik eerlijk zijn, als ik weer eens een pak zuur geworden melk openmaak, dan denk ik met weemoed aan de Hollandse keuringsdienst van waren. Overigens heeft het bij die melk zelden met de uiterste houdbaarheidsdatum te maken, want daar let ik bij dat product wel op, maar meer met slordigheid en onkunde. Zet een pallet met melk in een hittegolf een tijdje op de parkeerplaats en zuur succes is verzekerd.
Maar met minder bederfelijke waren heb ik er helemaal geen problemen mee dat de Hongaren wat minder strikt zijn dan Nederlanders. De supermarkt bij ons in de buurt is op zich vrij strict met de data, maar lost het houdbaarheidsprobleem wel creatief op. Producten waar het er niet zo op aankomt, zoals pakjes thee, bonbons of puddingpoeder komen na verstrijken van de houdbaarheidsdatum in een speciale bak, met een dikke sticker erop: 50 procent korting.
Ook inmiddels wat verlepte groente en fruit liggen ergens in de groenteafdeling apart te wachten op een koper met een dunnere beurs. Ze gaan er duidelijk vanuit dat je als consument zelf wel kunt beoordelen of je dat beurse vlekje op de koop toe neemt in ruil voor een forse prijsverlaging.
En reken maar dat er gegadigden zijn in een land waar een groot deel van de bevolking graag zou willen dat ze het Nederlandse minimumloon zouden verdienen. Zelfs als de chocolade van de afgeprijsde kersenbonbons wat wit uitgeslagen is (wat trouwens helemaal geen kwaad kan), smaken ze nog altijd lekkerder dan helemaal geen bonbon.
dinsdag 1 augustus 2006
EEN BEETJE MEER BURGER
Ik betaal belasting in Hongarije en sociale premies. Mijn zoon gaat naar een Hongaarse school en ik heb een Hongaars rijbewijs. Ik heb een Hongaarse ziektekostenverzekering, een Hongaarse bank en een auto met een Hongaars kenteken Dat laatste lijkt misschien vanzelfsprekend, maar je zou de Nederlanders niet de kost moeten geven die hier al jaren wonen en nog steeds een gele plaat op hun auto hebben. Waarom je in Nederland wegenbelasting blijft betalen als je die hier niet hoeft te betalen, is mij een raadsel, maar daar gaat dit stukje niet over.
Maar pas sinds vandaag voel ik me bijna een echte staatsburger. Ik kreeg vandaag namelijk mijn stemkaart voor de gemeenteraadsverkiezingen in de bus. Ik had er helemaal niet bij stilgestaan dat ik stemrecht had, maar sommige zaken regelen zich wonderbaarlijk vanzelf. Met dank aan de EU, zonder enige twijfel.
Ik mag dus straks meekiezen wie de nieuwe burgemeester van Boedapest wordt. Knap lastig, moet ik zeggen. Ik heb tegen alle drie de kandidaten iets. Tegen de zittende burgemeester vooral dat hij er al zo lang zit. Ik vind het eigenlijk niet gezond, een politicus die al zestien jaar dezelfde functie uitoefent.
Niet dat Gábor Demszky de enige is. Een groot deel van de burgemeesters in Hongarije hebben die baan al jáááren. Vooral in kleine dorpen worden burgemeesters keer op keer herkozen. Zolang ze hun werk een beetje fatsoenlijk doen, voelen weinigen zich geroepen daar verandering in te brengen.
Maar in een stad als Boedapest vind ik het toch iets anders. Demszky werd nota bene een paar jaar geleden ook gekozen voor het Europese parlement. Die twee functies bleken niet met elkaar verenigbaar, en hij heeft dus weer voor het burgemeestersambt gekozen. Tja.
Maar ja, een van de twee andere kandidaten heeft zich als burgemeester van het derde district in het verleden ooit druk gemaakt over homosexuelen en mensen die wel eens een stickie opsteken. Ik heb in mijn leven nog nooit een stickie opgestoken, maar als mensen dat willen doen, mogen ze van mij. Dus die man is ook geen echte optiee.
Het wordt dus nog een zware beslissing, op 1 oktober. Maar stemmen ga ik, zeker. Al is het maar vanwege het feestelijke bijna-staatsburger-gevoel.
Maar pas sinds vandaag voel ik me bijna een echte staatsburger. Ik kreeg vandaag namelijk mijn stemkaart voor de gemeenteraadsverkiezingen in de bus. Ik had er helemaal niet bij stilgestaan dat ik stemrecht had, maar sommige zaken regelen zich wonderbaarlijk vanzelf. Met dank aan de EU, zonder enige twijfel.
Ik mag dus straks meekiezen wie de nieuwe burgemeester van Boedapest wordt. Knap lastig, moet ik zeggen. Ik heb tegen alle drie de kandidaten iets. Tegen de zittende burgemeester vooral dat hij er al zo lang zit. Ik vind het eigenlijk niet gezond, een politicus die al zestien jaar dezelfde functie uitoefent.
Niet dat Gábor Demszky de enige is. Een groot deel van de burgemeesters in Hongarije hebben die baan al jáááren. Vooral in kleine dorpen worden burgemeesters keer op keer herkozen. Zolang ze hun werk een beetje fatsoenlijk doen, voelen weinigen zich geroepen daar verandering in te brengen.
Maar in een stad als Boedapest vind ik het toch iets anders. Demszky werd nota bene een paar jaar geleden ook gekozen voor het Europese parlement. Die twee functies bleken niet met elkaar verenigbaar, en hij heeft dus weer voor het burgemeestersambt gekozen. Tja.
Maar ja, een van de twee andere kandidaten heeft zich als burgemeester van het derde district in het verleden ooit druk gemaakt over homosexuelen en mensen die wel eens een stickie opsteken. Ik heb in mijn leven nog nooit een stickie opgestoken, maar als mensen dat willen doen, mogen ze van mij. Dus die man is ook geen echte optiee.
Het wordt dus nog een zware beslissing, op 1 oktober. Maar stemmen ga ik, zeker. Al is het maar vanwege het feestelijke bijna-staatsburger-gevoel.
Abonneren op:
Posts (Atom)